jes-koppels
Jan van der Pol - journalist, Eindhoven
In het november-nummer schreef R. Cohen onder de titel ‘Huisje, boompje, beestje’ over de vele verkleinwoorden in de Nederlandse taal. Ik bleef steken bij de passage over het woord reageerbuisje dat in ‘reageerbuisbaby’ plotseling geen verkleinwoord meer is.
Inderdaad, reageerbuisjesbaby kan niet en klinkt niet, dacht ik. Al doordenkend kwam ik tot de conclusie dat het Nederlands zo'n soort samenstelling niet kent. Maar er drongen zich alras voorbeelden op: mondjesmaat, tientjeslid, dubbeltjespot, oogjesluier, klootjesvolk, spruitjeslucht, potjeslatijn, dagjesmens, mannetjesmaker, sprookjesprins, hokjesgeest, sijsjeslijmer, broodjeswinkel, katjesdrop, maatjesharing, aapjeskoetsier, pakjesdrager en pandjesbaas, iemand anders dan de huisjesmelker. Opvallend is, dat de meeste voorbeelden iets ongewoons hebben.
Wat? Ja, wat? Laat ik het zo zeggen: alleen katjesdrop, broodjeswinkel, pakjesdrager en sprookjesprins hebben voor mij dat gewone van spruitjeslucht. Alle andere voorbeelden doen min of meer gekunsteld, gemaakt aan.
Eens zien wat Van Dale te bieden heeft. Dat kost bladeren. De opbrengst bestaat uit woorden als voetjespasser en andere voetjes, handjesgras en tandjesgras, hartjesjager en andere hartjes. En verder: kwartjesvinder, lapjeskat (het beest dat voor mij pas in een veel later stadium opdook in het artikel van Cohen) kan(ne)tjesappel, stoeltjeslift en... hé, 'n dubbele... houtje-touwtjejas.
De koppeling met een verbindings-s is een vrij algemeen kenmerk van deze samenstellingen. Uitzonderingen zijn handjeklap dat gevoelsmatig sowieso een buitenbeentje is in mijn jes-verzameling, en houtje-touwtje-jas dat door Van Dale van twee koppeltekens wordt voorzien maar gemeenzaam wordt uitgesproken als houtje-touwtjesjas.
Hoeveel het er ook zijn, vreemd blijft dat zulke constructies in aantal beperkt zijn. Het is niet mogelijk elk verkleind zelfstandig naamwoord zomaar te gebruiken als eerste lid van een samenstelling. De zak van mijn jasje is geen jasjeszak, maar ik heb weer wel iets in mijn vestjeszak. M'n grote vest heeft er zelfs drie... nee, dat zijn vestzakjes. Vest-jes-zak. Vest-zak-jes. Het is uiterst merkwaardig dat een taal vol verkleinwoorden en vol samenstellingen zo weinig combinaties van die twee mogelijkheden kent.
Aardig onderwerp voor een nadere studie. Misschien kan de reageerbuisjesbaby er over dertig jaar z'n licht over laten schijnen. Mooi karweitje voor de klusjesman/vrouw die hij/zij dan misschien geworden is.