Onze Taal. Jaargang 54
(1985)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 81]
| |
[Nummer 7/8] | |
[pagina 82]
| |
Tekstmodellen: steun bij het schrijvenProf. Dr. W. Drop - hoogleraar Nederlandse Taalbeheersing RU UtrechtLieve Oma, Hier heeft een jeugdige schrijver een probleem opgelost: hoe hij een verjaardagsbrief moest schrijven. Wat moet daarin komen, en hoe moet je het zeggen? Het probleem om inhoud en vorm te vinden. Ons schrijvertje heeft dat probleem opgelost met een heel bruikbaar middel: een tekstmodelletje. Dat heeft hij ‘geleerd’ door ervaring met tekstjes van anderen, misschien z'n broer of zusje. Maar zulke voorbeeldbriefjes zijn niet het modelletje waarmee hij werkt: ze maken het mogelijk om een modelletje te vormen in de geest, onbewust.
Een model is een afbeelding of een voorbeeld, maar dan wel verkortend en vereenvoudigend, met de nadruk op wat belangrijk is. Een model kan nauwkeurig vastleggen wat inhoud en vorm worden. Het kan ook abstracte aanduidingen geven van eigenschappen die de schrijver moet verwezenlijken. In het modelletje dat Peter uit de voorbeeldbriefjes moet hebben gevormd, komen beide mogelijkheden van een model voor. De eerste vier zinnen zal hij letterlijk hebben overgenomen van zijn voorbeelden. Maar de vijfde is het resultaat van een abstractie waaruit een richtlijn is gevormd. Die zou je zo kunnen formuleren: vertel iets persoonlijks, wat je zelf hebt meegemaakt, en wat je belangrijk vindt. Dat is een waardevolle inhoudelijke richtlijn, want Oma's vinden juist dàt leuk om te lezen - al vertedert 't haar natuurlijk ook dat haar kleinzoontje het verdere ritueel van de taalhandeling ‘gelukwensen’ voor haar heeft uitgevoerd. In de afsluiting zou ook nog zo'n richtlijn kunnen hebben gewerkt: beloof, als het kan, iets leuks. Een model dat veel van de inhoud en de vorm vastlegt, is gemakkelijk voor de schrijver. Het bespaart hem veel denkwerk. Modellen voor contracten en routinebrieven zijn erg populair. De tekstverwerker maakt het mogelijk al te opvallende sporen van het modelgebruik uit te wissen - de sporen die aankruisbrieven en formulierbrieven met getypte gegevens weinig aantrekkelijk en soms irritant maken. | |
Voor- èn nadelenHet modelgebruik heeft ook andere voordelen naast het gemak. Omdat je een model váák kunt gebruiken, kan een kundig opsteller er verhoudingsgewijs veel tijd en aandacht aan besteden. Teksten van organisaties, geschreven op één model, zorgen voor eenheid van behandeling, en maken de organisatie minder afhankelijk van de wisselende kwaliteit van medewerkers. Er zijn ook bezwaren, zelfs grote. Zeker niet alle schrijvers die je ontlast van een hoeveelheid eigen denkwerk, zullen hun denkvermogen gebruiken voor iets anders. Een ander bezwaar is, dat men nogal eens te veel wil doen met één model; dan zal de tekst niet meer goed passen op de gelegenheid. Vooral bij zogenaamde bouwsteenbrieven zien we daar zo nu en dan vermakelijke voorbeelden van. Voor de ontvangers van brieven op een model kan het saai en zelfs kwetsend worden, wanneer te veel brieven op hetzelfde model geschreven worden. Dat geeft niet voor een contract, maar wel voor een afwijzing op een sollicitatie. Ook bij modelgebruik bedriegt dus de zuinigheid de wijsheid nogal eens: men zou meer modellen in z'n arsenaal moeten hebben om meer gevarieerde teksten te produceren. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor recensenten die hun recensies volgens een eigen model wat al te stereotiep vervaardigen. | |
Abstractere modellenTot zover heb ik het gehad over modellen die veel vastleggen en de schrijver dus veel werk uit hoofd en handen nemen. De abstractere modellen waarover ik nu verder het een en ander wil zeggen, zijn wel zo interessant. Ze zorgen voor een veel meer actief en gevarieerd samenspel met de schrijver. Het is overigens niet erg nauwkeurig om ze alleen abstracter te noemen. Voor zover ze betrekking hebben op de inhoud van teksten zijn ze inderdaad abstracter. Maar voor zover ze betrekking hebben op de vorm moet je ze eerder minder specifiek noemen, en in ieder geval minder gedetailleerd dan de modellen van de sterk vastleggende soort. Zeker bij een ingewikkelde schrijftaak kunnen inhoudsvinding en vormgeving tot op zekere hoogte gescheiden verlopen. De inhoudsvinding vergt vanuit de opdracht een stofverkenning, en een keuze uit de gevonden stof voor de tekstinhoud. De vormgeving vraagt beslissingen over de volgorde en het zichtbaar maken van verbanden. Ook moet je natuurlijk voortdurend beslissingen nemen over de formulering. Ik wil een indruk geven van wat een abstraherend en weinig specificerend model daarvoor kan doen. Ik kies een heel bekend model voor rapportage, in het bijzonder wetenschappelijke rapportage. De inhoudsaanduidingen zijn zeer abstract. Van de vorm is de ‘grote’ volgorde vast: probleemstelling - methode van onderzoek - resultaten - interpretatie van de resultaten - conclusies, aanbevelingen. Zo'n model helpt ontegenzeggelijk. Je leert het kennen door je leeservaring. Je zou geheel onthand zijn, als je zelf geheel uit de vrije hand een rapport van dien aard zou moeten beginnen. | |
Vorm en inhoud bepalenMaar je doet niet veel met de inhoudsaanduidingen, als je er geen idee van hebt wat je onder een probleemstelling etcetera moet verstaan. Ideeën over wat | |
[pagina 83]
| |
een probleemstelling (etc.) is, zijn niet anders dan weer een model: minder abstract en meer specifiek, voor de deeltekst ‘probleemstelling’. Voor zover het gaat om de inhoud, spreek ik van een stofschema. Voor zover het gaat om de vorm, spreek ik van een vormschema. Samen vormen ze een tekstmodel, in dit geval dus voor een deeltekst binnen het rapport. Soms kun je een stofschema en een vormschema vinden, uitgewerkt door een expert. Meestal moet je werken vanuit zulke schema's met je eigen voorkennis, verkregen door ervaring met overeenkomstige gevallen. Daarom kun je ook niet spreken van het stofschema van bijvoorbeeld een probleemstelling. Ik kan spreken over mijn stofschema daarvoor, en dat kan best
Klacht over onjuist, onzorgvuldig of tendentieus taalgebruik*
heel goed lijken op dat van iemand met overeenkomstige ervaring en dito abstractievermogen. Vormschema's daarentegen zullen veel vaker en meer op elkaar lijken.
Men beeldt stofschema's meestal uit als een netwerk. De knopen zijn abstract aangeduide invulplaatsen voor een inhoudselement. De draden geven de verbindingen aan. In mijn stofschema voor ‘probleemstelling’ staat centraal, zoals wel bij iedereen, een vraag omtrent het gekozen onderwerp. Bij beleid is dat de vraag welk middel geschikt is om het gewenste doel te bereiken. Bij onderzoek is het vaak de vraag naar de oorzaak van het gegeven verschijnsel: ‘Hoe komt het dat...?’ In mijn stofschema hoort ook thuis de kwestie in het kader van welke theorie of welk regelsysteem een antwoord kan worden gezocht. Verder de kwestie wat er al door anderen is gedaan aan de oplossing van het probleem, en de kwestie wat de gegeven antwoorden waard zijn (dit komt in het literatuuroverzicht). Nodig vind ik ook dat behandeld wordt waarom het probleem de moeite waard is, en voor wie. Met zo'n stofschema kan ik gericht gaan zoeken naar de inhoud van mijn deeltekst ‘probleemstelling’. Mutatis mutandis geldt hetzelfde voor de andere deelteksten. | |
Vormschema'sOok voor de vorm heb ik schema's. Dat zijn over het algemeen verzamelingen van mogelijkheden. Ik kan bijvoorbeeld beginnen met de centrale vraag in de probleemstelling, maar ik kan er ook mee eindigen; en ik kan hem op beide plaatsen geven. Ik kan eerst het belang van de vraag behandelen, en dan de oplossingsperspectieven binnen een theorie, maar ik kan de volgorde ook omkeren. En om een voorbeeld te geven van een detailbeslissing: ik kan eerst een stelling geven, bijvoorbeeld dat de literatuur tot dusverre geen bevredigende oplossing heeft geboden. Die stelling kan ik beargumenteren door een bespreking van die literatuur. Maar ik kan ook eerst die bespreking geven, en dan concluderen dat er nog geen oplossing bestaat. Wat ik hier doe, is die schema's, en dus het tekstmodel, ‘naar boven brengen’. Enerzijds gebruik ik daarbij inductie, generalisering over mijn leeservaring. | |
[pagina 84]
| |
Anderzijds deductie, afleiding uit een bovengeschikt normenstelsel. Ook al heb ik in geen rapport een verantwoording van het belang van de probleemstelling gelezen, dan nog hoort dat in mijn stofschema, vanuit een ‘hogere’ norm van pragmatisch handelen: ook onderzoek moet voor mij nut hebben. Men kan nu terecht de indruk hebben gekregen dat modelconstructie en zeer zorgvuldige voorbereiding van één tekst op elkaar lijken. Maar echte modelconstructie is toch vooral lonend, wanneer je voorbereiding treft op het maken van een serie teksten van overeenkomstige aard. Modelconstructie kan dan ook werk zijn dat wordt opgedragen aan een expert, ten dienste van een groep gebruikers die niet gewend, en wellicht ook niet in staat zijn om dit te doen. Het vraagt namelijk veel analytisch vernuft, dus abstractievermogen, en ervaring met tekstbouw. Ik merk dat er toenemende belangstelling bestaat binnen het bedrijfsleven en de overheid en ook in non-profit-organisaties om voor dit werk afgestudeerden van ons Utrechtse specialisme Taalbeheersing in te schakelen. | |
Zorgvuldig taalgebruikEén aspect van het modelgebruik heb ik voor het laatst bewaard: de verbinding tussen de vaardigheden van tekstbouw, gestuurd door een model, èn de taalverzorging in meer specifieke zin. Welschen heeft in een artikel in het Tijdschrift voor Taalbeheersing de zeer bruikbare term ‘cognitieve balans bij het schrijven’ ingevoerd. Schrijven is een vorm van jongleren waarin men vele ballen tegelijk in de lucht moet houden, uiteraard onder goede controle. Dat lukt alleen wanneer de deelhandelingen zodanig geautomatiseerd zijn, dat de concentratie zich kan richten op het verloop van het geheel. Dàn kan de jongleur bijsturen waar dat nodig is, zonder dat daardoor meteen iets anders uit de hand loopt. Welnu, wie de tekstbouw onder de controle heeft gebracht van goede modelbeheersing, is in staat ook voldoende controle te houden over het formuleren, óók wanneer de gedachten snel of juist krakend moeizaam gaan. Daarom leek het me terecht in dit blad aandacht te vragen voor een kwestie van tekstbouw: die kwestie staat in heel direct verband met de mogelijkheid om de taal, onze taal, zorgvuldig te gebruiken!
Excuses na wangedrag op een feestjeGa naar eind*
|
|