Het woord wetenschapper
A. Kooyman - student Nederlands, Utrecht
Voor iemand die zich met wetenschap bezighoudt en wetenschap bedrijft, zijn er twee woorden in het Nederlands: het woord wetenschapper en het woord geleerde. Het woord geleerde is een gewoon Nederlands woord. Vele zelfstandige naamwoorden kunnen in het Nederlands gemaakt worden door een -e achter een bijvoeglijk naamwoord te plaatsen, zo bijvoorbeeld arm - een arme (= iemand die arm is), raar - een rare (= iemand die raar is). Geleerde wordt afgeleid van het bijvoeglijk naamwoord geleerd en betekent op dezelfde manier als de voorbeelden ‘iemand die geleerd is’. Hoe zit dat nu met het woord wetenschapper? Het woord is makkelijk te scheiden in een deel ‘wetenschap’ en daarachter ‘er’, waarbij de eind-p van wetenschap verdubbeld wordt. Hoe gebruikt het Nederlands nu het achtervoegsel - er?
De Nederlandse taal plakt -erachter de stam van een werkwoord om aan te geven dat iemand de daad, aangegeven door het werkwoord, uitvoert. Zo is een fietser iemand die fietst, een schaatser iemand die schaatst. In deze lijn verder redenerend moet een wetenschapper iemand zijn die... wetenschapt. Dit werkwoord - wetenschappen - komt echter in het Nederlands niet voor. Vraagt men de student na een college wat hij heeft gedaan, dan zal hij niet zeggen: ‘Ach, ik heb een uur gewetenschapt!’ Hoewel het woord frequent gebruikt wordt en niemand het als vreemd ervaart, is er dus iets vreemds mee aan de hand. Het woord klopt niet, zou men kunnen zeggen, het ‘past’ niet in het Nederlands. Hoewel het gewoon klinkt, blijkt het woord bij nader inzien vreemd te zijn: het woord wetenschapper is een vertaling van het Duitse woord ‘Wissenschaftler’, het is een germanisme, maar wordt als zodanig niet meer gevoeld.