De Woordenaar
Met de Hovercraft naar Harwich (2)
J.J. Bakker
In wat voor wespennesten steekt zich de vermetele lexicograaf die een Nederlands uitspraakwoordenboek zou willen maken?
Deze bijvoorbeeld.
Heel vaak is het onmogelijk aan te geven welke uitspraakvariant correct is. Er zijn regionale verschillen, zoals de realisatie van de omstreden uitgangs-n. Weinig minder controversieel is de r, die aan het eind van een lettergreep een zachte dood lijkt te sterven. Luister naar een willekeurig kinderkoor (‘Een kind ondej de evenaaj/Is meestal maaj een bedelaaj’) en u zult dat beamen. Ik stel het nu wat overdreven voor, want Anstadtkinderen zijn Randstadkinderen, en die zijn nu eenmaal in de meerderheid in de Gooise studio's. Voor hun ouders geldt dat ook, zodat de Hollandse tongval de klankkleur van de media bepaalt - de media die op hun beurt weer in hoge mate bepalen welk dialect als standaarduitspraak aangenomuh woejdt.
Zoals er een Oost-Westgrens bestaat, zo loopt er ook een horizontale lijn door ons taalgebied, ten zuiden waarvan de g zijn schraperigheid en menig woord zijn slot-sjwa (toonloze e) verliest (ambulanc', actric'); daar rijmt pias op dia's en akelig op zich.
Er zijn ook uitspraakverschillen die met leeftijd samenhangen. Die betreffen vooral Engelse leenwoorden: jongeren spreken van snekbar, partner, aftersjeef en densing, terwijl ouderen neigen tot snekbaar, paartner, aaftersjeef en daansing.
Een boeiend studie-object is verder de uitspraak van bepaalde jargonwoorden. Uit de medische vaktaal, die ik toevallig beheers, onthul ik u een paar voorbeelden. De leek spreekt steevast van epilèpsie, mánie, psoriàsis, demèntie, scalpèl; vaklieden daarentegen zeggen epilepsíe, maníe, psoríasis, dementíe, mès.
Zeldzaam zijn interspecialistische varianten: sýncope hoort tot het medisch en het taalkundig domein, syncópe tot het rijk der muziek.
Het algemene Nederlands kent vele uitspraakvarianten die niet zomaar goed of fout te rekenen zijn: skepties en septies, grates, gratis en graties, kabarè en kabaret, polietsie-auwto en poliesieoto. Daarbij moet ook nog het Algemeen Beschaafd Vlaams gehonoreerd worden, dat sommige inheemse klinkers (a, i, u) en bepaalde Engelse leenwoorden anders behandelt dan het Noordnederlands.
Niet geheel toevallig zijn de bestaande uitspraakwoordenboeken allemaal van Zuidnederlandse bodem. Er was een klein boekje van E. Blancquaert (1934 e.v.) en een uitvoerig werk van R.H.B. de Coninck (1970), die beide niet meer in de handel zijn. Nog wel verkrijgbaar is de ABN-uitspraakgids van P.C. Paardekooper, die ons uitspraken voorhoudt als zwalu, gool (voor goal), konsol, chemikalië, goorzaam (voor gehoorzaam), merregel en kete. Daar heb je dus ook niets aan. Zijn gids is niet erg uitgebreid en bevat maar heel weinig namen, een categorie die ik in een groot uitspraakwoordenboek graag uitvoerig behandeld zou willen zien. Denk aan problemen als Brontë, Daisne, Uruguay, Melbourne, Jane Eyre, Pepys, Bahrein, Reagan, Pall Mall en Huissen. Weet u van dit tiental de juiste uitspraak? Zo ja, dan mag u in de redactie-commissie van het Groene Boekje van de Fonetiek.
Behalve u zouden in dat college van deskundigen moeten plaatsnemen: een handvol verzorgd-sprekenden uit Noord en Zuid, en een andere handvol jargonkenners: een geograaf, een arts, een disc-jockey, een historicus, een computeroloog, een sportdeskundige, een logopedist misschien.
En de neerlandici dan? Och, hoogleraren Nederlands zijn niet qualitate qua betrouwbare taalgidsen, dat zie je maar weer aan Paardekooper. Meer fiducie heb ik in vertegenwoordigers van ANP en NOS-journaal, omdat die controleerbaar zijn en ook omdat veel nieuwe termen het eerst via die media tot ons komen. (Ter vergelijking: er bestaat een uitstekende uitspraakgids voor Engelse plaatsnamen, verzorgd door de BBC).
Het Groene Boekje van de Fonetiek kan niet normatief zijn zoals onze nationale spellinggids dat is. Het kan echter wel voorkeuren uitspreken, en waar nodig motiveren. Hoe het fonetisch forum dat in de typografie tot uiting wil brengen, is zijn zaak. Voorop staat, dat zo'n naslagwerk er moet komen, liever vandaag nog dan morgen/morgen, morge/; /morrege, mojge, moejge, môge/.