Uit? Terug naar af!
Dr. A.P. de Jonge - Vlaardingen
Op onze autosnelwegen staat bij de afslagen altijd: uit (mogelijk een vertaling van wat op de Duitse Autobahnen aus heet). Het lijkt mij een onjuist gebruik van uit. Laten we eens kijken wat Van Dale zegt (in hoofdzaak is de 10e druk (1976) geraadpleegd; daarnaast werd in de 11 e druk (1984) nagekeken of er in die acht jaar nog noemenswaardige veranderingen werden aangebracht):
af, bw, met dertien betekenissen, waarvan de eerste en de derde de betekenis hebben die wij zoeken: 1. geeft een verwijdering te kennen bij werkwoord van beweging; 3. ter aanduiding van een richting naar beneden. Bij 12 vinden we nog: van de weg af. uit, II, bw; van de zes betekenissen halen wij aan: 1. bij ww om een beweging als in de richting naar buiten geschiedend aan te duiden. (Wat zou SIRE van zo'n zin zeggen? De 11e druk zegt het beter: ‘ter aanduiding van het verlaten van een min of meer begrensde ruimte’.)
Ik vind niet dat ik binnen (een min of meer begrensde ruimte) ben terwijl ik me over een snelweg spoed. Ik ga dan wel ergens van de weg af, maar niet de weg uit, en nog minder uit de weg. Ik gebruik een oprit om de snelweg te gaan gebruiken en een afrit om hem weer te verlaten, en niet een inrit of een uitrit. De laatste bestaan wel, ook in het wegenverkeersreglement, maar hebben een heel andere betekenis. Immers volgens Van Dale is een afrit: 3 een hellende weg waarlangs men naar beneden kan rijden (dit is enigszins beperkt: de afrit van een snelweg behoeft niet hellend te zijn, en als hij toch hellend is, kan hij ook naar boven gaan) of, zoals de 11e druk toevoegt, waarlangs men kan afslaan van een hoofdweg (bijvoorbeeld een autoweg). Van Dale geeft voor uitrit: 2: plaats of deur waarlangs, opening of deur waardoor men kan of moet uitrijden (om de rijweg te bereiken).
Weliswaar kennen we ook een uitrijstrook (tegenover een invoegstrook), maar die dient om zonder het doorgaande verkeer te hinderen uit te rijden, dat wil zeggen vaart te verminderen, om zich in het verkeer waarmee men dan rekening moet houden, te kunnen voegen. Een uitrijstrook is dus het begin van een afrit.
Afgaan is dan ook weggaan, uitgaan is naar buiten gaan (in het bijzonder voor zijn genoegen, zegt Van Dale).
Afrijden (I, onoverg., 1) is ook wat anders dan uitrijden (I, onoverg.). Afslaan is dan ook de weg verlaten, vandaar de afslag voor het stuk weg naar een andere weg (of die weg zelf). Een werkwoord uitslaan in een corresponderende betekenis kent Van Dale niet. Ik doe dat hoogstens met een wegenkaart.
Het gebruik van uit op onze snelwegen gaat tegen mijn taalgevoel in, en het bestuderen van het woordenboek sterkt mij daarin alleen maar. Nu zal de ANWB wel niet op grond van het bovenstaande alle borden gaan veranderen, denk ik zo, en ik zal dan ook, als dat zo uitkomt, bij een bord uit tot in lengte van dagen van de weg af gaan.