| |
| |
| |
[Nummer 5]
| |
| |
| |
Van kok tot polder
Nederlandse woorden in kimono
Dr. Frits Vos - emeritus hoogleraar in de Japanse en Koreaanse taal- en letterkunde, R.U. Leiden
Een Nederlands toerist in Japan, die zich beijvert iets van de taal op te steken, wordt aangenaam verrast door het bestaan van zulke gemakkelijk te herkennen woorden als bīru (bier), kōhī (koffie), pisutoru (pistool) en pompu (pomp). Indien hij bij Japanners naar de oorsprong van deze woorden informeert, zal hij vaak ten antwoord krijgen dat ze uit het Engels stammen. Niets is echter minder waar: het gaat hier om ontleningen aan het Nederlands.
Is de toerist in kwestie bekend met het bestaan van dergelijke leenwoorden, dan zal hij bij kennismaking met het woord koppu wellicht denken dat ook dit woord uit het Nederlands (kop) afkomstig is. Hier is evenwel sprake van een ontlening aan het Portugees: copo (bekerglas, ‘tumbler’). Zou onze toerist een Japanner vragen naar leenwoorden uit het Nederlands, dan zal deze misschien kasuteira of kasutera (cake) en tempura (gepaneerde en in olie gebakken reuzengarnalen, vis en groenten) noemen. Wederom echter zijn dit ontleningen aan het Portugees.
Kasute(i)ra gaat terug op ‘Castella’, de Portugese benaming van de Noordspaanse provincie Castilla, waarvan deze cake een specialiteit was. Tempura moet ongetwijfeld in verband gebracht worden met het Portugese werkwoord temperar, ‘temperen’, dat ook gebruikt wordt in de zin van ‘kruiden, op smaak brengen.’
In de loop van bijna zestien eeuwen zijn in het Japans talloze woorden van vreemde oorsprong opgenomen en een beknopt overzicht van de geschiedenis van deze ontleningen is voor een goed begrip van onze verdere uiteenzettingen noodzakelijk.
| |
Taalfamilie en uitspraak
Het Japans wordt gewoonlijk gerekend tot de Altaïsche taalfamilie, die de Toengoezische, Mongoolse en Turkse talen omvat. Wat vorm - en zinsleer betreft, vertoont het Japans - evenals het Koreaans - inderdaad vele overeenkomsten met deze talen. Aan de andere kant is de gelijkenis van de lettergrepenstructuur van het Japans met die der Polynesische talen opvallend. Een en ander is het gevolg van het feit dat het Japanse eilandenrijk in de prehistorische tijd werd bevolkt door verscheidene immigratiegolven vanuit Zuidoost- en Noordoost-Azië. Woordvergelijkingen met de Austronesische talen in het algemeen zowel als met de Altaïsche talen zijn in beperkte mate mogelijk. Met het Chinees is het Japans niet verwant.
Tot slot van deze inleiding nog enkele opmerkingen over de uitspraak van het Japans zoals het in deze bijdrage wordt weergegeven: de medeklinkers worden uitgesproken als in het Engels (ch als in ‘Charles’, j als in ‘jazz’, g als in ‘good’, sh als in ‘shoe’, y als in ‘yes’), de klinkers als in het Duits of Italiaans (i als ie in het Nederlandse ‘niet’, u als in ‘goed’). Belangrijk is het onderscheid tussen korte en lange klinkers: o klinkt als onze o in ‘hok’, ō als de oo in ‘groot’; e klinkt als de e in ‘bed’, ei vertegenwoordigt de ee als in ‘geen’. De in het begin van deze bijdrage genoemde woorden zou men derhalve als volgt kunnen vernederlandsen: bieroe, koohie, piestoroe (de eerste u in pisutoru is nauwelijks hoorbaar) en pompoe. ‘Tōkyō’ wordt uitgesproken als Too-kjoo, ‘geisha’ als gee-sja (de g dus als in het Engelse ‘good’).
| |
Ontleningen
Mèt de overname van het Chinese schrift in Japan sedert het begin van de vijfde eeuw zijn talloze Chinese woorden in het Japans overgenomen en aangepast aan het Japanse klanksysteem. Dit deel van de woordenschat staat bekend als Sino-Japans (in het vervolg afgekort als S.-J.). Enkele voorbeelden zijn rei (Chin. li), ‘etiquette’, en chū (Chin. chung), ‘loyaliteit.’
Ook heden ten dage worden in Japan nog S.-J. samenstellingen gevormd om moderne begrippen bondig weer te geven, bijvoorbeeld den-wa, ‘bliksem (d.w.z. elektrische) woorden’, voor ‘telefoon’ en gen-shi baku-dan, ‘oor-sprongsdeeltjes ontplofbol’, voor ‘atoombom.’ Men denke hier aan onze eigen Latijnse, Griekse en zelfs Grieks-Latijnse samenstellingen voor moderne uitvindingen als automobiel en televisie.
Na de introductie van het Boeddhisme in de zesde eeuw werden verscheidene woorden aan het Sanskrit ontleend, waarvan hier slechts het bekende begrip zen vermeld zij. Dit is een afkorting van zenna, de Japanse weergave van dhyāna, ‘meditatie.’
| |
Europese invloed
In 1543 arriveerden de eerste Portugezen in Japan; in 1549 nam - met de aankomst van Francisco de Jassu y javier (Franciscus Xaverius) - de Jezuïetenmissie een aanvang, die vrijwel werd gemonopoliseerd door Portugezen. Al spoedig werden toen woorden aan hun taal ontleend zoals pan (Port. pão), ‘brood’, en botan (Port. botão), ‘knoop’. Ook de Japanse benaming voor Nederland, Oranda, komt uit het Portugees: Holanda (de h wordt in het Portugees niet uitgesproken).
Vanaf 1592 kwamen ook Spaanse missionarissen en kooplieden naar Japan, die reeds in 1624 weer werden uitgewezen. Een Spaans leenwoord is meriyasu (gebreid goed, ondergoed in het algemeen), oorspronkelijk medias, hetgeen in het Spaans ‘kousen’ betekent.
Het eerste Nederlandse schip, ‘De Liefde’, arriveerde in 1600 in Japan. Negen jaar later kreeg de Verenigde Oostindische Compagnie toestemming een factorij te vestigen op Hirato, een klein eiland ten westen van de noord-oostkust van Kyūshū; in 1641 werd deze handelsnederzetting overgebracht naar Dejima (in onze schoolboekjes: Decima). Dit was een waaiervormig eiland, tot stand gekomen door het doorgraven van een landtong in de Baai van Nagasaki.
| |
Uitzonderingspositie
Inmiddels had Japan zich afgesloten voor de buitenwereld (na de Spanjaarden waren de laatste Portugezen in 1639 verdreven) en was het slechts aan de Nederlanders en Chinezen toegestaan handel te drijven op Japan. Deze uitzonderingspositie dankten onze voorouders aan hun vijandschap met de
| |
| |
Portugezen en Spanjaarden en aan het feit dat zij zich inderdaad slechts met handel en niet met zending of missie bezighielden. Hun wel en wee moet hier helaas buiten beschouwing blijven. Wanneer wij ons nu wenden tot de Japanse ontleningen aan het Nederlands, dan moeten wij in de eerste plaats vaststellen dat die vóór de tweede helft van de 18de eeuw vrij gering in aantal waren. Slechts enkele woorden zijn aan de hand van de literatuur dateerbaar. Als oudste leenwoord vinden we kokku (1615), dat ook nu nog voor ‘kok’ gebruikt wordt.
Reeds in de 17de eeuw hadden de Japanners belangstelling voor bepaalde Europese wetenschappen, vooral voor geneeskunde en krijgswetenschap, die dan ook door met naam en toenaam bekende Nederlanders werden onderricht.
De invoer van Westerse boeken was evenwel aan zulke strenge restricties onderworpen dat men welhaast van een verbod kan spreken.
| |
Hollandse wetenschap
In 1720 werden de beperkingen op de boekeninvoer opgeheven, met uitzondering van werken waarin het Christendom werd verkondigd. Enkele tientallen jaren later zet dan de bloei van de studie van Westerse wetenschappen in, bekend als Rangaku, ‘Hollandse wetenschap’. De Rangaku omvatte een groot aantal wetenschappen zoals geneeskunde, astronomie, botanie, farmacie, wis-, natuur- en scheikunde, landmeetkunde en krijgskunde. De beoefenaars van deze wetenschappen, die door middel van de Nederlandse taal bestudeerd werden, werden Rangakusha, ‘Hollandologen’, genoemd. Vooral dank zij hun activiteiten zijn vele woorden uit het Nederlands overgenomen. Door de eigenaardigheden van het Japanse klanksysteem ondergaan alle leenwoorden zekere veranderingen en is meestal voorspelbaar hoe een ‘woord in kimono’ zal klinken. Enkele voorbeelden volgen hier:
l wordt altijd r, bijvoorbeeld ransetto, ‘lancet’;
p wordt meestal fu of pu, bijvoorbeeld nafuta/naputa, ‘nafta’ (nu verouderd); ti wordt chi, tu wordt tsu, bijvoorbeeld chibusu/chifusu, ‘tyfus’, tsungusu, ‘Toengoes’.
Daar bepaalde opeenvolgingen van medeklinkers (kr, pr, st, enz.) in het Japans niet voorkomen en elk woord op een klinker uitgaat (uitzondering: -n), kunnen alle vijf Japanse klinkers (a, e, i, o, u) optreden als ‘parasitische klinkers’: garasu, ‘glas’; pātere, ‘padre’ (Port.); kirishitan, ‘Christão’ (Port.); dorama, ‘drama’ (Eng.); purachina, ‘platina’ (de niet gecursiveerde klinkers zijn ‘parasitisch’).
In vele leenwoorden vinden wij voorts merkwaardige klinkerveranderingen: kiruku naast koruku, ‘kurk’; pinto, ‘punt’, vooral gebruikt in de betekenis van ‘brandpunt, focus.’ Het woord koruku wordt reeds in 1759 aangetroffen, zodat het niet van Engelse oorsprong (cork) kan zijn.
Stemloze en stemhebbende medeklinkers zijn soms verwisselbaar: madorosu/matorosu, ‘matroos’.
| |
Nederlandse ontleningen
Indien men met deze kennis gewapend is, wordt de volgende lijst van thans nog dagelijks gebruikte leenwoorden uit het Nederlands begrijpelijker. Bij enkele zijn jaartallen tussen haakjes geplaatst, die aangeven wanneer het woord in kwestie voor het eerst in de literatuur gevonden wordt.
arukōru, alcohol
baito, beitel
bisuketto, beschuit, wordt echter gebruikt voor biscuit in het algemeen
bui, boei (= baken), reddingsboei
buriki, blik (dunne vertinde staalplaat)
dansu, dans
dekki, (scheeps)dek; nu ook gebruikt voor ‘tape deck’ (bandopnemer)
dokku (1854), dok
furanneru, flanel, vaak afgekort tot neru
gasu (1822), gas
gurosu, gros (12 dozijn)
inki (1800), inkt; het aan het Engels ontleende inku vinden wij in inkusutando, ‘inktstel’
kaban, kabas, een Zuidnederlands woord voor hengselmand, dat gebruikt wordt voor ‘tas’ of ‘koffer’
karan (1854), kraan (in de zin van tapkraan)
kīru, kiel (van een schip)
masuto (1848), mast
mesu, mes (alleen gebruikt voor een chirurgisch mes)
nikkeru, nikkel
orugōru/orugoru, orgel (alleen gebruikt voor een muziekdoos; het normale woord voor ‘orgel’ is orugan ontleend aan het Engels)
paretto, palet
penki, pek, pik (vroeger ook: pekki, pikki); wordt tegenwoordig slechts gebruikt in de zin van ‘verf’ en derhalve wel ten onrechte in verband gebracht met het Engelse ‘paint’
rampu, lamp
randoseru, ransel, thans gebruikt voor een op de rug gedragen schooltas (de lettergreep do berust op het feit dat het woord in de 19de eeuw wel als ‘randsel’ werd gespeld)
retteru, letter, tegenwoordig alleen gebruikt in de zin van ‘label’
sāberu, sabel, ook gebezigd in de zin van ‘militaristisch’
semento, cement
| |
| |
supoito, spuit
tarappu, trap, uitsluitend gebruikt voor ‘loopplank’
zukku, doek, bedoeld voor zeildoek of zaklinnen.
| |
Uitbreiding
Bij bovenstaande - onvolledige - lijst dient nog het volgende opgemerkt te worden:
1. Reeds behandelde woorden - bīru (1724), chibusu/chifusu, garasu (1763), kiruku/koruku (1759), kōhī (1797), kokku (1615), madorosu/matorosu, nafuta/naputa, pinto, pisutoru (1837), pompu (1798), purachina en ransetto - zijn er niet opnieuw in opgenomen.
2. Een groot aantal nog steeds gangbare medische termen - zoals barusamu (balsem), chinki (tinctuur), gipusu (gips), hipokonderī (hypochondrie), infuruenza (influenza), katēteru (katheter), kina (kina), kinīne (kinine), korera (cholera, 1822), marariya (malaria), moruhine (morfine) en rimpa (lymfe) - is evenmin opgenomen.
3. Ook namen van dieren en planten - zoals kamereon (kameleon), perikan (pelikaan) en henrūda (wijnruit) - ontbreken.
4. Hetzelfde is van toepassing op geografische namen als Doitsu (Duits, Duitsland), Furansu (Frans, Frankrijk) en Toruko (Turks, Turkije).
5. Ten slotte ontbreken enkele woorden, die na de openstelling van Japan voor het verkeer met de buitenwereld (1854) zijn overgenomen, zoals pesuto (pest, 1856) en poruda (polder), de meest recente ontlening aan het Nederlands.
Tot in de tweede helft van de vorige eeuw waren vrij veel leenwoorden uit het Nederlands in gebruik, die thans vervangen zijn. Bōtoru of bōtoro, heeft plaats moeten maken voor bata (het Engelse ‘butter’); een hōgorō of bōgoru, ‘vogel’, maar alleen gebruikt in het geval van een struisvogel, wordt nu dachō (S.-J.) genoemd.
| |
Vertalingen
Nog steeds zijn merkwaardige hybridische (tweeslachtige) combinaties in gebruik, bijvoorbeeld chō-chifusu, ‘buiktyfus’ (S.-J. chō, ‘ingewand’ + tyfus) en zukku-gutsu, ‘gymschoenen’ (doek + Jap. kutsu, ‘schoenen’). Interessant is han-don, ‘een halve vrije dag’, bestaande uit han, ‘half’ (S.-J.) en don, een afkorting van het in onbruik geraakte dontaku, ‘zondag’.
Door de Rangakusha zijn zeer veel Nederlandse woorden in het Sino-Japans vertaald. Voorbeelden hiervan zijn: by̅o-in, ziekenhuis (byō, ‘ziekte’, + in, ‘openbaar gebouw’)
kai-gun, zeemacht, marine (zee + leger)
jū-tai, dierenriem (viervoeter + gordel)
mō-chō, blinde darm (blind + ingewand)
shoku-min-chi, volksplanting, kolonie (planten-volk-gebied)
Nog ‘letterlijker’ vertaald zijn bi-yoku (neus-vleugel), gi-san (mieren-zuur), shi-kaku (gezichts-hoek), shojo-maku (maagde-vlies) en tan-san (kool-zuur). Deze vertalingen uit het Nederlands zijn zo talrijk dat het een vrijwel onbegonnen werk zou zijn ze te catalogiseren. Daar Japan zich - niet in de laatste plaats door het optreden der Rangakusha - eerder heeft gemoderniseerd dan zijn buurlanden, zijn deze nieuwe begrippen vaak in China en Korea overgenomen, waar ze uiteraard naar 's lands wijs worden uitgesproken. Zo wordt een blinde darm in het Chinees mangch'ang, in het Sino-Koreaans maengjang genoemd.
Meer dan 160 woorden van Nederlandse oorsprong maken deel uit van het hedendaagse Japans. Voegen wij daarbij de zojuist behandelde vertalingen, dan is de invloed van onze taal op de Japanse woordenschat bepaald niet gering.
|
|