Onze Taal. Jaargang 54
(1985)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wie u bent en wat u wilt
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
PersonaliaAllereerst het profiel van de Onze-Taallezers in de traditionele categorieën: geslacht, leeftijd en laatstgenoten opleiding. De cijfers in de tabellen hieronder geven procenten weer.
Zonderde mannelijke lezers of bepaalde leeftijds- en opleidingscategorieën te kort te doen, kan uit dit profiel worden geconcludeerd dat nieuwe activiteiten vooral gericht moeten worden op jonge en vrouwelijke lezers. Tenminste, als men aan de doelstelling over ‘de taalgebruiker in welke hoedanigheid dan ook’ recht wil doen. Maar het kan ook zijn dat juist deze lezers niet behoren tot de groep ‘die in de dagelijkse praktijk met taalproblemen te maken heeft’.
Een profiel naar beroep of functie bleek veel moeilijker op te stellen. De lezers van Onze Taal hebben zeer uiteenlopende werkkringen. Enkele categorieën sprongen er duidelijk uit.
Tot de hier niet vermelde 23 procent behoren onder andere: technici, huisvrouwen, scheikundig ingenieurs, predikanten en wetenschappelijk onderzoekers. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BeoordelingTot zover een beeld van de lezers naar geslacht, leeftijd, opleiding en beroep. Na deze personalia nu informatie over de meningen van de lezers over het maandblad. Het enquête-formulier bevatte een aantal vragen die met ja of nee moesten worden beantwoord. Hier enkele resultaten. (Wanneer het totaal geen honderd is, betekent dit dat de vraag niet door iedereen is beantwoord.)
De resultaten spreken duidelijke taal. Voor zover mogelijk volgt nu bij elke vraag commentaar of toelichtende informatie, gebaseerd op: antwoorden op andere vragen, onderling verband tussen de gegeven antwoorden, en antwoorden op een open vraag over suggesties voor verbeteringen van het maandblad. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uitkomsten toegelicht1. Lezers die willen reageren op artikelen dienen terdege rekening te houden met de antwoorden op de eerste vraag. Met nadruk zij nogmaals verwezen naar de aanwijzingen voor een bijdrage aan de rubriek Reacties. Uit de eerste zinnen van uw Reactie moet duidelijk blijken over welk probleem u een mening for- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
muleert. Hoewel meer dan 80 procent van de abonnees (vooral jongeren) het blad langere tijd bewaart, mag men een lezer niet verplichten een vorig nummer erbij te halen. Ook een bewaarband, door meer dan 40 procent op prijs gesteld, lost hier weinig op.
2. Veel lezers willen dat de redactie meer haar eigen mening naar voren brengt, bijvoorbeeld door naschriften bij reacties. Deze wens komt overigens bij de lager opgeleiden sterker naar voren dan bij de hoger opgeleiden. (Lezers die jonger zijn dan 50 jaar blijken op dit punt echter een lichte voorkeur te hebben voor het antwoord nee.) Bij de redactie bestaan al lange tijd plannen voor een rubriek Vraag en Antwoord. Tussen plan en uitvoering staat echter gebrek aan tijd en mankracht. Door de opzet van het nieuwe redactiebureau in Den Haag kan dit plan naar alle waarschijnlijkheid nog dit jaar worden verwezenlijkt. Door in een vraag-antwoord-rubriek ook in te gaan op discussies in het maandblad kan wellicht aan de wensen van veel lezers tegemoet worden gekomen.
3. Ruim een kwart van de lezers vindt sommige artikelen te lang. Helaas bleek bij de vraag naar voorbeelden dat de oordelen vaak weinig te maken hebben met lengte. Naast een lang hoofdartikel van de eindredacteur over het Groene Boekje (september 1984) werden ook tweekoloms afleveringen van Het Rijmschap genoemd, of een boekbespreking van drie kolommen. Een ruime meerderheid vindt echter een artikel van zes kolommen niet te lang.
4. De leesbaarheid van Onze Taal is voor de meeste lezers geen probleem. Er bleek geen overeenkomst te bestaan tussen leeftijd of opleidingsniveau en oordelen over de moeilijkheidsgraad. Ook hier kwam geen duidelijk beeld naar voren in de vraag naar voorbeelden. Wel bleken enkele lezers te struikelen over artikelen met (taalkundig) jargon. De redactie zal er extra op toezien dat vaktermen zoveel mogelijk worden vermeden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Interessante onderwerpen5. Opvallend is het percentage van 84 bij de vraag naar niet-interessante onderwerpen. Overigens bleek ook hier geen duidelijk verband aanwezig met leeftijd en opleidingsniveau. Dè vraag hier is uiteraard: Welke onderwerpen zijn al dan niet interessant? Helaas waren de antwoorden bijzonder gevarieerd. Wel werden bij een andere vraag naar thema-nummers de volgende onderwerpen genoemd: taalgeschiedenis, purisme, taalgebruik in reclame en media, en leesbaarheidsonderzoek. De ondervraagden kregen ook een vraag voorgelegd waarbij met cijfers kon worden aangegeven welke onderwerpen men het interessantst vindt. In de tabel hieronder staat in percentages vermeld hoeveel lezers een bepaald onderwerp hoog waarderen, dat wil zeggen met het cijfer 1, 2 of 3, bij een keuze uit 14 onderwerpen.
De belangstelling voor goed of fout taalgebruik is overweldigend. Deze belangstelling daalt naarmate de lezers jonger zijn, tot 58 procent in de groep jonger dan 31 jaar. De groep van 31-51 jaar is sterker geïnteresseerd in ‘veranderingen in onze taal’. Alle andere onderwerpen worden veel lager gewaardeerd. Opvallend is de grote belangstelling voor spreektaal en de naar verhouding geringe belangstelling voor ‘onze taal over de grens’.
Een lage waardering betekent echter niet dat men van mening is dat een onderwerp niet aan de orde mag komen. Kenmerkend voor de beantwoording van vragen naar suggesties was de behoefte aan variatie in inhoud. Het getal van 7 bij dialecten houdt dus niet in dat voor dit onderwerp weinig belangstelling bestaat. Bijna de helft van de lezers noemt dialecten bij de eerste negen onderwerpen; weer andere lezers noemen dialecten bij de vraag naar thema-nummers. En het getal 8 bij taalspelletjes moet wellicht ook geïnterpreteerd worden tegen de achtergrond van de herhaaldelijk geuite wens om de ‘muggezifters en schoolmeesters’ minder ruimte te geven. Maar uit deze tabel blijkt dat deze wens ondergeschikt is aan de vraag naar informatie over pas verschenen boeken of de vraag naar artikelen over vertaalkwesties of taalonderwijs. De uitslag van deze vraag naar interesse vormt voor de redactie aanleiding om in de toekomst meer plaats in te ruimen voor bijdragen over goed of fout taalgebruik. Een probleem hierbij is wel dat de belangstelling voor dit onderwerp omgekeerd evenredig is aan het aantal ingezonden artikelen dat nieuwe informatie biedt. Wel begint zich in de taalwetenschap een tendens af te tekenen die doet vermoeden dat er meer onderzoek verricht zal worden naar normen in taalgebruik. Wellicht kan hierover meer in Onze Taal worden gepubliceerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opbouw lezerskringUit de grote hoeveelheid gegevens kan uiteraard lang niet alles vermeld worden. Tot besluit van dit artikel nog de vraag naar eventuele veranderingen in de lezerskring. Uit de antwoorden op de vraag vanaf welke periode men het blad leest, kon worden afgeleid dat 28 procent van het lezersbestand al twintig jaar of langer Onze Taal leest. Voor bijna 40 procent echter zijn de onderwerpen die vóór 1980 werden behandeld nieuw. Verheugend is het verschijnsel dat het aantal jongere abonnees de laatste jaren sterk toeneemt. Misschien kunnen degenen onder ons die nog niemand abonnee hebben gemaakt (66 procent) of die dit blad niet aan anderen laten lezen (40 procent) er voor zorgen dat een volgende enquête aantoont hoe deze verjongingstendens zich doorzet in een blad dat door de overgrote meerderheid wordt ervaren als zeer levendig. |
|