Meer algemene woorden
De zwakke schakel, de missing link zelfs, is het frequentiewoordenboek anno 1885. Vermoedelijk is het zelfs onmogelijk een dergelijk boek te maken, vergelijkbaar met dat voor de tegenwoordige situatie. Voor het huidige frequentiewoordenboek is een representatieve groep teksten geteld: kranten, weekbladen, romans, populairwetenschappelijke boeken, enz. Daarmee bestrijk je inderdaad het grootste deel van de tegenwoordige woordenschat. Het lijkt me niet mogelijk een vergelijkbare groep teksten te kiezen uit 1885. Boeken en tijdschriften genoeg, maar nooit de tegenhanger van de Haagse Post of van De Telegraaf. Al was het maar omdat in geen enkel blad van toen zulke diverse onderwerpen, vakgebieden, specialismen, elk met hun eigen terminologie, voor het voetlicht traden. Vakgebieden en specialismen genoeg, anno 1885, maar veel minder algemeen bekend.
En hier ligt mijns inziens de ware oorzaak van de groei van onze woordenboeken. Niet zozeer het aantal woorden zal toegenomen zijn, als wel het aantal algemene woorden. Heel anders dan bij de klompenmakerij, de molenbouwers, de theologen, de politici, de literatoren en de diaconie van 1885, elk met hun eigen woordgebruik, komen in 1985 de confectie-industrie, de architect, de theoloog, de politicus, de schrijver en de welzijnswerker, elk met zijn eigen woorden, regelmatig in de openbare belangstelling. En komen we dan een woord tegen dat we niet kennen, dan zoeken we het op in ons woordenboek. Misschien is het aantal Nederlandse woorden niet eens zo veel veranderd, maar vrij zeker is de verhouding veranderd tussen algemene woorden en bijzondere woorden die slechts in een beperkte kring gangbaar zijn.
1885: relatief klein aantal algemene woorden; relatief groot aantal bijzondere woorden;
1985: sterk gegroeid aantal algemene woorden; relatief kleiner geworden aantal bijzondere woorden.
De dikte van Van Dale en Koenen weerspiegelt dan niet zonder meer een groei van de woordenschat, maar de groei van de algemene woordenschat.