Surinaams
R. Gangadin - Delft
In Nederland èn in Suriname vragen Surinaamse linguïsten zich voortdurend af wat het Surinaamse volk eigenlijk aan het Nederlands heeft, de taal die in Suriname van oudsher wordt beschouwd als de officiële voertaal.
Nederlanders zijn in zekere zin verzot op sadisme omdat men veel liever een karikatuur maakt van de Nederlandssprekende niet-Nederlanders dan dat men hen stimuleert om hun Nederlands te perfectioneren. Buitenlanders hoort men veel liever dom praten zodat men naar hartelust kan parodiëren.
Als men kijkt naar de Belgen dan merkt men dat zij ook een soort Nederlands spreken. Voor de Nederlanders is dat niet genoeg. Want wil het Belgisch-Nederlands gelijk gesteld worden met het Algemeen Beschaafd Nederlands, dan moet het ook qua idioom, vocabulaire en klankvorming (wat in Holland ten onrechte ‘accent’ wordt genoemd) ermee overeenkomen. Het zogeheten Surinaams-Nederlands staat nòg verder van het Hollandse bed af. Ondanks het feit dat op Surinaamse scholen het Nederlands een vak is dat doorgaans veel zwaarder telt dan alle overige vakken - een vijf voor Nederlands is erg riskant als men voor een andere taal ook een onvoldoende heeft - is het Nederlands van Surinamers vooral qua klankvorming anders dan het Nederlands waar de Nederlanders aan gewend zijn. ‘De Surinamers praten zo raar’, redeneren zij.
Zoals iedereen weet, hoop ik, kent Suriname een pluri-raciale samenleving, wat wil zeggen dat er een verscheidenheid aan rassen voorkomt. De meeste Surinamers kunnen dan ook de talen spreken die in de landen van herkomst van hun voorouders gesproken worden. Suriname heeft overigens een culturele binding met de meeste Aziatische en Afrikaanse landen. Deze culturele binding heeft er onder andere toe geleid dat de Surinamers haast onoverkomelijke problemen ondervinden bij het verwerven van het Nederlands als tweede taal. De sterke invloeden van hun moedertalen blijven steeds doorwerken in hun Nederlands taalgebruik. Ik vind het erg dom van de Nederlanders om het Nederlands van Surinamers te beoordelen aan de hand van de gebroken krachttermen van Surinaamse publiciteitszoekers die er een gewoonte van hebben gemaakt iedere Nederlandse journalist te woord te staan omdat ze toevallig in één of andere voorname Surinaamse instantie participeren. Nederlanders maken óók lelijke taalfouten in hun moedertaal, terwijl het Nederlands hun éérste taal is. Men mag respect hebben voor de ‘rimboe-bewoners’ die in de enorme hitte dictee-zinnetjes als: ‘Het heeft hier zo straks gesneeuwd’ moeten opschrijven en allerlei onbenullige wetenswaardigheden over Nederland moeten kennen via de vakken aardrijkskunde en geschiedenis.