Pronklatijn
C.A. Zaalberg
Het alle voorrechten verzekerend Latijn uit de tijd van de Camera Obscura verzekert ons niet meer zoveel. Het is luxe. Je kunt meester in de rechten worden, ja zelfs in de letteren studeren zonder kennis van de klassieke talen. De overgrootouders van de huidige neerlandici moesten nog Sanskrit leren, de grootvaders, die het Groene Boekje hebben samengesteld, spellen de naam van die taal niet eens correct.
De artsen hebben nog steeds een zielsbegeerte naar Latijn, zij wel. Ze moeten iets overwinnen om ‘twalefvingerige darm’ te zeggen, of ‘dijbeenhals’. Maar wij doen het ze na! Soms met recht, want een breuk kan zowel een fractuur als een hernia zijn, dus ter vermijding van misverstand moet je wel eens de geleerde term kiezen. Maar een gewichtig psychisch moment is toch ook wel dat we ons maatschappelijk aanzien willen hooghouden: we spreken graag de taal van de ingewijden en trachten een goed figuur te slaan door van ‘maligne tumoren’ te spreken en van een ‘extractie’. Bovendien is het wel prettig om termen als ‘rectum’ en ‘vulva’ achter de hand te hebben.
Aanzienshalve vinden we ook buiten de medische sfeer nog heel wat Latijn, of wat ervoor door moet gaan. ‘Pro’ en ‘contra’ zijn mooier dan ‘voor’ en ‘tegen’, en iedereen begrijpt wel wat iemand bedoelt die ‘veni, vidi, vici’ of ‘periculum in mora’ zegt. Maar: wie zich op dat gladde ijs waagt, moet zorgen geen scheve schaats te slaan. Ik doe grepen uit de praktijk.
Als je denkt dat scala onzijdig is, zeg dan liever ‘schaal’. Ook aura en canon en mos zijn niet onzijdig, en mores is een meervoud. Een fiscus was iets om