Onze Taal. Jaargang 54
(1985)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||
Zeven infinitieven
| |||||||||||||||||||||
Infinitieven
| |||||||||||||||||||||
Meer infinitieven
| |||||||||||||||||||||
Of-misleiding
| |||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||
Spelling
| |||||||||||||||||||||
Ontwikkelingswerk
|
- | Ik zag je onder de vlaggen liggen laggen. |
- | Hij rolde van de trap en belande op de twede trede. |
- | Hij sgatte de brete en sgreewde: ‘Agt duim breet!’ |
- | Gewaagt wat ie daar deet, antwoorde hij dat ie op de kade limonade lade. |
- | 't Sjofel geklede meisje kreeg sjokola van de sjofeur in de garazje (ga-ra-zje). |
- | 't Konsert vont niet in de teetuin plaats, maar in 't sirkusgebou. |
- | Gewonde aksievoerders gingen konsekwent naar 't medies sentrum. |
Tien tegen één dat uw toehoorder/ster elke zin uitstekend begrepen heeft.
Beantwoord nu voor uzelf deze vraag: Waarom zou je aan woorden iets moeten kunnen zien wat je er niet aan kunt horen?
- | Egberts vrou hout niet van joggurt. Ze bereide laatst 'n heerlike ertesoep. |
- | Kwa beamte is hij gedissiplineert, maar tuis is ie zagtaardig en menselik. |
- | 't Kluplitmaatsgap vergt 'n ekstra hoge kontribusie. |
Lelik? Ag, even (willen) wennen en 't leest vlot en zal tot geen enkel misverstant leiden. De door de heer Pelt gewenste spel-vrijheit wort ook door ons nagestreeft. Wie aan de huidige - of de vorige - spelling (loopen, mensch, photographe) verknogt is, kan die probleemloos blijven bezigen. Maar weest u er alstublieft niet tégen dat de kindertjes die gaan leren sgrijven 't wat beter krijgen met 'n eenvoudiger, logieser, konsekwenter spelling. Zo is destijts in Groot Brittannië ook 't tiendelig stelsel ingevoert: beginnent op de sgolen.
Waarom zou je iets moeten sgrijven wat je niet uitspreekt...?
Ont(k)lede poëzie
J.W. v.d. Ent - neerlandicus, Amsterdam
Interessante materie, die Kraakpand-poëzie waarop R. Reinsma ons vergast in het oktobernummer van Onze Taal op blz. 140. Inderdaad zijn de benamingen van kraakpanden vaak fraaie staaltjes van creatief taalgebruik. Maar moet die poëzie nu echt zo nodig taalkundig ont(k)leed worden? Ik vind Reinsma soms wat krampachtig in zijn pogen er systeem in te ontdekken.
De krakers van Uilenburg zullen zich er het hoofd niet over gebroken hebben of ze hun krakersburcht naar straat of eiland moesten noemen. En terecht. Uilenburg is toch een veel sprekender naam dan bijvoorbeeld De Uilenburger (hamburger, cheeseburger)? Ik hoef toch niet te wijzen op de overeenkomst tussen een gebarricadeerd kraakpand en een te verdedigen vesting?
Ik kan Reinsma overigens melden dat De Blaaskop wel degelijk te rubriceren valt. De - inmiddels afgebroken - panden vormden namelijk, globaal gezegd, de kop (van het oostelijk van de Wibautstraat gelegen deel) van de Blasiusstraat (vgl. ‘De kop van de Zeedijk’). De Blaaskop valt derhalve onder categorie 1: namen gevormd op basis van een straatnaam.
De bloemlezing van Reinsma is zelfs nog met een fraai specimen uit te breiden. In de Vrolikstraat was een kraakpand met déze naam (let op de spelling!): De Vrolijke Nood. En ziedaar de essentie van krakerspoëzie: zij maakt van (woning)nood een deugd ook al deugt daar taalkundig geen noot van.
Over creatief taalgebruik gesproken... Daarmee is het afgelopen als de VWS z'n zin krijgt, begrijp ik uit de brief in Onze Taal van oktober 1984. Het verschil tussen nood en noot wordt dan geëlimineerd. Het zal dan voorbij zijn met het spel met speling in spelling.