Reactie
ABN
S. Smits-Dikkers - Poppel (B)
Van oude mensen - gaan deze dingen voorbij?
Als de heer Sj. van den Berg niet in Emmen, maar in de Randstad woonde, zou de probleemstelling van zijn artikel ‘In het grensgebied van het ABN’ ( Onze Taal juli/augustus 1984) anders hebben geluid. Volgens sommige taalkundigen, aldus Van den Berg, ‘is het helemaal niet erg als je aan de zinsmelodie, het accent of het woordgebruik kunt horen dat je met een Fries of Brabander te doen hebt’.
Ter illustratie drie schetsjes uit 's-Gravenhage in oude tijd.
De eigenaar van een damesconfectiezaak in de Hoogstraat zoekt een verkoopster. Hij heeft een sollicitante opgeroepen en begint het gesprek met de vraag: ‘Kon u ons gemakkelijk vinden?’ Antwoord: ‘Ja, me sus hep in De Haag gewaond’. De baas concludeert: niet achter mijn toonbank
Een Haagse, bewoonster van een grote villa, besluit een etage van haar huis te verhuren. Ze vraagt de gegadigde: ‘Kon u het hier gemakkelijk vinden?’ ‘Ja, m'n sus heeft in De Haag gewoand.’ De verhuur gaat niet door.
Ma ontvangt het meisje dat haar zoon als zijn serieuze vriendin heeft aangekondigd. ‘Kende je de stad al?’ ‘Ja, mijn zus heeft in De Haag gewoond.’ Ma is erg teleurgesteld.
In (tenminste de grote steden van) de Randstad was het wel ‘erg’ als iemand ‘een accent’ had, als uit zijn woordkeus en uitspraak bleek dat hij niet tot ‘ons soort mensen’ behoorde. Het ging hier niet om regionale, maar om sociale verschillen. Of geldt dit niet meer in onze tijd van nivellering?