Het Gezegde en Co
J.M. van der Horst
Verbijsterend, dat ik absoluut niet weet wie G.L. ter Horst en A.H.J. van der Horst zijn. Het zou makkelijk kunnen, want ze wonen allebei in Leiden, net als ik; de ene in de Pretoriusstraat, de andere aan de Lage Rijndijk. Misschien zou ik ze eens moeten opzoeken, het is niet eens zo ver weg. Ik weet niet hoeveel keer wij gedrieën genoemd worden, het moet heel vaak zijn. Ik ben niet contact-gestoord, niet meer dan de meeste mensen, maar die G.L. en die A.H.J. heb ik zelfs nooit gezien. Zij hebben mij trouwens ook nooit opgezocht. En we zijn nog wel naamgenoten. G.L. staat vlak boven mij in het telefoonboek, A.H.J. (die van de Lage Rijndijk) precies onder mij. We staan misschien wel honderdduizend keer bij elkaar, maar we kennen elkaar absoluut niet. Ik weet niet eens of het een man of een vrouw is. Wel dat het vroeger iemand anders was. Het is haast niet te geloven.
Bepaald niet minder ongelooflijk is de ordening van het woordenboek. Men moet met een heilige blindheid geslagen zijn, mismaakt zijn door een afgodische verering voor het alfabet, om niet verbijsterd te zijn door de chaos van het woordenboek. Het woordenboek is de meest indrukwekkende metafoor voor onze samenleving. Geen God en geen mens stelt bijeen een corset, een zware plank, een vlezig deel onder de kin bij welgedane mensen, een subklasse, een koot, een onderbroek, een knecht en een scheg. Zie onderkeurs, onderkimweger, onderkin, onderklasse, onderklauw, onderkleding, onderknecht en onderknie. Wat verbindt de rally, de ralreiger, de ram en de ramadan? In kan nog eens naar de Lage Rijndijk gaan, maar de ralreiger weet zijn plaats niet eens.
Rudy Kousbroek heeft een aantal van zijn opstellen over taal gebundeld onder de titel De Logologische Ruimte (Meulenhoff, 1984). Daar is veel kritiek op mogelijk. Als het u niet ging vervelen, zou ik graag de komende tien afleveringen wijden aan commentaar op de dwalingen van deze taalfilosoof van de NRC. Ik heb het niet zo op die Kousbroek. Maar één ding moet ik hem nageven: hij is een van de weinigen die inzien wat het woordenboek verbeeldt. De tekst op de achterflap is daarom vermeldenswaard.
‘Dit boekbeslag, De loklogopedische ruimtevrees, bevat een keutel uit de velerhande artillerieën die Rudy Kousbroek de afgelopen vijftig jaarbeurs heeft geschreven over de taalambtenaar. In de opstellingen en invangingen die in deze bunker zijn bijeengebracht, komen zulke uiteenrafelende onderwerpingen aan de ordening als het gebruis van aanhangmotoren, transformatorhuisjes, gedierten in opdruk, de verbouwereerde wijsneus van de poezigheid, valoriserende stokers, een liaison van heropende woordbreuken, het zelfverwikkelend zingenot en een kretenalgebra. Kortom, speldenkussens met de taalambtenaar. Onze taalambtenaar, zo schreef Ibn Battuta, is geen afgesloofd gebrul, doch een onuitroeibare bronchitis van wonderbalsum en plezierjacht.’
Zoals u al vermoedde, is deze tekst een transformatie van een andere tekst. Voorzover bekend is het principe bedacht door Queneau. Voor ieder woord wordt eenvoudig het zoveelste gekozen dat er op volgt in het woordenboek. Lidwoorden, voorzetsels, enz. worden uitgezonderd. S + 1: in de beginletter schiep godbetere de hemelbestormer en het aardedonker; S + 10: in beginsel schiep godgeleerdheid het hemelvuur en het aardgas.
Interessante opgave: welk woordenboek heeft Kousbroek voor zijn flaptekst gebruikt en welke formule? In verband met verhuizing zijn bijna al mijn boeken ingepakt, maar ik vermoed: een of andere druk van Van Dale (niet de elfde), en de formule S + 5. Wat ik vervelend vind aan dat boek van Kousbroek, nee, wat ik ook vevelend vind, nee, wat ik onder andere vervelend vind, dat is dat hij niet vermeldt waar en wanneer zijn opstellen eerder gepubliceerd zijn. Ik wil dat weten wanneer het gaat om een opstel dat eerder in een dagblad stond, en wil het beslist weten (en reeds in de boekwinkel kunnen zien) als het gaat om opstellen die eerder in andere bundels van Kousbroek stonden. Er blijkt nogal geplukt te zijn uit zijn vroegere boeken Anathema's.
Bij het typen van het woord verhuizing schoot door mij heen, dat als ik in mijn huidige hoedanigheid kennis wil maken met die A.H.J. van der Horst van de Lage Rijndijk, ik me nog zal moeten haasten. Ik kan daar niet nog eens jaren overheen laten gaan, want bij de volgende druk van het telefoonboek zal ik een ander maatje hebben. Wat zal het zijn, een man of een vrouw?