Onze Taal. Jaargang 54
(1985)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |
Informaticatermen: Nederlands of Engels?A.J. Vervoorn - afd. Toegepaste Taalkunde T.H. EindhovenRegenbuien hebben we in soorten. Stortregens en motregens, hoosbuien en miezerweer, of volgens het weerbericht gewoon ‘regen afgewisseld door buien’. We laten het allemaal over ons heenkomen, en zijn meestal na een dag al weer vergeten hoe de regen van gisteren was. Ook in onze taal hebben we van die buien. Opeens is een onderwerp in de mode en een stortvloed van woorden en termen over dat onderwerp bedelft onze aandacht. Soms is zo'n douche verfrissend, maar het is ook wel eens vervelend om door-en-door nat te worden. Het laatste gevoel bekruipt mij althans onder de informatica-bui, die zich boven ons taallandschap ontlaadt. Informatica is de vervanger van het toverwoord computer, waar de glans vanaf begint te raken. We zien het informatica-onderwijs opbloeien, burgerinformatica moet gestimuleerd worden en ‘de informatiemaatschappij van morgen staat thans reeds voor de deur’. (De laatste reclamekreet betekent overigens alleen maar dat u flink wat elektronica moet kopen om gelukkig te zijn). Aangezien de taalkundige neerslag van de ontwikkelingen in de samenleving meestal wat nadruppelt, is het verschijnen (alleen al in het jaar 1983) van een drietal woordenboeken met informatica termen wel te vergelijken met een tropische stortbui. De dorst naar goede informaticatermen is groot en de boekenbui valt dus in een gewillige aarde. Wat bieden de boeken nu aan de geïnteresseerde gebruikers? Volgens welke methode zijn ze samengesteld en wat zijn de eventuele gebreken? Op die vragen wil ik hier kort ingaan. | |
DefinitiesHet toverwoord informatica heeft een magische werking, maar wat betekent het nu eigenlijk precies? Het is mijn ervaring dat heldere teksten, goede boeken of duidelijke sprekers altijd wel ergens definiëren waar ze het over hebben. Welnu, noch in de NNI lijstGa naar eind1 noch in het woordenboek van ChandorGa naar eind2 staat het trefwoord Informatica. Alleen het informaticawoordenboek van Van Uitert en HummelingGa naar eind3 heeft als trefwoord informatica, met als omschrijving: ‘leer betreffende methoden en technieken welke verband houden met automatische gegevensverwerking, waarbij drie hoofdgebieden zijn te onderscheiden, te weten bedrijfskundige, wetenschappelijke en technische informatica’. In het Voorwoord wordt dit echter bij de toelichting op de inhoud niet zo expliciet verwerkt. Daar worden een kleine veertig begrippen gegeven om de inhoud te typeren, met als toevoeging, dat de inhoud dus een breed terrein dekt, dat verder is aangevuld met begrippen van meer algemene aard of uit andere disciplines. Een wat vage aanpak, maar gelukkig onbekrompen uitgevoerd, zodat dit boek uiteindelijk toch het meeste aan de gebruiker biedt. Alles wat maar enigszins met computer, microprocessor, chipstoepassingen, automatische gegevensverwerking, of informatica in de meer documentgerichte bibliotheekwereld te maken heeft, kan aldus in principe opgenomen zijn. Vandaar dat men bij het NNI prima definities vindt van termen als boek, bulletin, of brochure (die vlugschrift moet heten volgens de lijst) terwijl overigens het Nederlandse pamflet niet opgenomen is. Ook op de definitie van het inkthefboompje, de inkt-wiebelrol of de inktbak(stel)schroeven zullen niet al te veel mensen reikhalzend zitten te wachten. Maar dat daarentegen het password, piggy backing, wire tapping en in het algemeen alles wat met beveiliging en misbruik van informaticasystemen te maken heeft, ontbreekt, is zeer jammer. Intussen ontwikkelt de cryptografie zich al tot een speciale tak van de informatica. Ik heb deze voorbeelden eruit gelicht, omdat hun aanwezigheid of ontbreken een gevolg is van niet-omschrijven van het gebied. Hoe gevaarlijk dat is heeft R.J. Lunbeck in september 1983 reeds in zijn Eindhovense afscheidscollege ‘Waarheen Informatica?’ vermeld; als een van de grondleggers van de studierichting Informatica weet hij waar hij het over heeft. Hij zegt over informatica: ‘Aan de andere kant blijkt informatica achteraf een ongelukkige term te zijn, omdat de woorden informatica en informatie nog wel eens met elkaar verward worden en dan een bron van misverstand zijn. Voor de wetenschappelijke wereld omvat de informatica de algemeen geldende aspecten van representatie en verwerking van gegevens met behulp van automaten, dus onafhankelijk van specifieke apparaten en toepassingen. Dat informatica-methoden in andere wetenschappelijke of maatschappelijke gebieden worden gebruikt, is voor de informatica in principe van secundair belang, maar kan heel goed voor die andere gebieden van uiterst groot belang zijn. (Wat dit betreft, heeft de informatica veel gemeen met de wiskunde, waar het vak tegenaan leunt voor zijn methoden). Ongelukkig is de term informatica ook gebleken omdat er zo gemakkelijk combinaties als medische, fysische, sociale, enz. Informatica mee zijn te maken. Deze wekken de indruk dat het bepaalde deelgebieden van de informatica zou betreffen. Meestal gaat het slechts om direct computergebruik voor opslag van gegevens of het uitvoeren van berekeningen uit dat vak, dan wel de effecten van computergebruik. Hinderlijk wordt deze verkeerde naamgeving echter wanneer beleidsbeslissingen worden voorbereid ten aanzien van zo'n verkeerd gedoopt vak. Onjuiste beslissingen zijn dan niet uitgesloten of op zijn minst gaat tijd verloren met de uitleg waar het dan precies om gaat. | |
Grote verschillenHet ontbreken van zo'n welomschreven opvatting van het begrip informatica valt nog op een andere manier aardig aan de besproken lijsten te illustreren. Ik heb voor de aardigheid eens de letter U bekeken. De NNI-lijst geeft bij die letter 33 Nederlandse termen, de Aula-pocket geeft 30 Nederlandse trefwoorden. Het Samsom-woordenboek steekt daar met 229 wel héél ver bovenuit. De twee andere lijken dus aardig gelijkwaardig. Maar bij nader inzien blijken slechts 8 woorden bij beide lijsten voor te komen. En één van die 8 is dan bovendien nog hetzelfde | |
[pagina 11]
| |
Nederlandse woord voor twee verschillende Engelse termen: uitdrukking voor respectievelijk phrase (NNI) of expression (Aula). Als we van diezelfde letter U (gekozen vanwege zijn beperkte omvang) de Engelse ingang kiezen, vinden we een soortgelijk beeld. Bij de NNI-lijst 23 stuks (waarvan echter vijf herhalingen zijn van een bijvoeglijk naamwoord met een ander substantief), bij de Aula-pocket 18 stuks (met 2 herhalingen). In feite dus 18 termen tegenover 16. Slechts 6 daarvan staan in beide lijsten, 4 daarvan met dezelfde Nederlandse term; de afwijking vinden we bij unwind dat bij NNI uiteenrafelen wordt en bij Aula ontrollen of strekken. Het Samsom-woordenboek gaat met 192 Engelse U-ingangen weer straatlengtes op kop. Hier vinden we voor unwind overigens een verwijzing naar lineaire codering, wat ik niet erg duidelijk vind omdat dat de weergave is van het Engelse straight line coding. En daar wordt verder niet over unwind gesproken. Voor de gebruiker lijkt het dus alsof de boeken elkaar aanvullen: twee of drie weten méér dan één. Maar zoals ik hierboven al aanduidde, is dat toch schijn. Datgene wat de NNI-lijst méér biedt, zijn vooral termen op bibliotheek- en documentatiegebied. De Aula-pocket is ‘technischer’ van inhoud en geeft bovendien meer moderne ontwikkelingen op het vakgebied weer. Maar het Informatica-woordenboek van Van Uitert en Hummeling steekt ver boven de andere twee uit: het geeft veel en veel meer termen, zowel Engels als Nederlands. Het boek heeft bovendien een aparte lijst van vele honderden afkortingen, waar het in het informaticajargon van wemelt. Voor het grootste deel zijn het afkortingen van Engelse woorden (CPU= Central Processing Unit) die men dan kan opzoeken. Een enkel Nederlands geval als PBB = Proces-Besturings-Blok valt zeer op. Mijn voorkeur is duidelijk: de gebruiker heeft aan het Samsom-boek het meest. Wat de Nederlandse termen betreft is het verschil minder duidelijk: ieder van de drie heeft wel eens een aardig voorstel of een misser. Het is moeilijk te voorspellen of een term praktisch of levensvatbaar is en een andere niet. Meer uit een - overigens te prijzen - idealisme voor het Nederlands dan uit praktische overwegingen geboren lijkt me de keus van Van Uitert en Hummeling om éérst de Nederlandse lijst, met de omschrijvingen, te geven en dan pas de Engelse. In de barre werkelijkheid van alledag is het juist de stortvloed Engels waar we vooral mee geconfronteerd worden. Het veelgebruikte format heet bij NNI gegevensindeling, bij Aula opmaak of indeling en bij Samsom opmaak of formaat. Het NNI-voorstel vluchtig beeldVoor soft copy (ontbrekend bij Aula) bevalt mij wel. Wat uiteindelijk de spraakmakende Nederlandse gemeenschap het meest bevalt, zal de tijd ons leren. In Onze Taal van mei 1983 heeft R. Neijendorff over computer-jargon gezegd: ‘En als wij deze nieuwe, in Amerika ontwikkelde begrippen naar Nederland willen halen om daarmee ons voordeel te doen, dan zullen wij in eerste instantie ook de aanduidingen van die begrippen moeten overnemen. Tegen deze achtergrond kan bijna niet meer over “taalbederf” worden gesproken, maar nog slechts van “taalverrijking”. De woorden zijn weliswaar vreemd, maar de begrippen waar zij bij horen zijn nieuw en nuttig.’ En even daarvoor in zijn artikel: ‘Beeldschermsystemen zullen net zo'n verbreiding krijgen als de telefoon en met het bijbehorende Amerikaanse vakjargon worden opgenomen in kantoren, huiskamers en op scholen. En dit vakjargon wordt bij gebrek aan beter integraal overgenomen in de levende taal.’ Het lijkt me een wat passief standpunt. Het Nederlands is een zeer rijke taal, waarin vele begrippen heel wat preciezer kunnen worden uitgedrukt dan in het Engels. Als we de nieuwe technieken werkelijk willen inlijven in onze samenleving (en dat gebeurt al volop) en de nieuwe begrippen werkelijk willen begrijpen en beheersen, dan zullen we ze ook in het Nederlands moeten uitdrukken. Dat het klakkeloos overnemen ‘bij gebrek aan beter’ zou gebeuren, kan toch niet goed volgehouden worden nu de hier besproken lijsten ter beschikking staan. |
|