Discussie
S/sji'ieten bestaan
P.M. Kaashoek - sectie taalbeheersing Academie voor de Journalistiek Tilburg
H. Blijlevens reageerde in het september-nummer op blz. 127 op de uitsmijter in mijn artikel in het meinummer op blz. 73. Die uitsmijter luidde: ‘Omdat de transcriptie van het Arabisch naar het Nederlands uiterst moeilijk is, zijn er geen gronden die de spelling S/sji'iten uitsluiten’. H.B. stelt dat S/sjiieten slechts te rechtvaardigen is als enige spellingvorm op basis van de Woordenlijst. Zijn drie argumenten voor S/sjiieten met mijn reactie volgen hieronder.
Als eerste argument voor S/sjiieten brengt H.B. naar voren dat de indeling in lettergrepen (S/sji - ie - ten) zó duidelijk is, dat de motivatie om de apostrof te gebruiken, verdwijnt. Dat bestrijd ik. De apostrof dient er niet alleen voor om de lettergreepgrenzen aan te geven of de terugleesbaarheid te bevorderen, maar ook ter verantwoording van een weggelaten woorddeel. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor Nederlandse woorden in een poëtische context. De laatste regel van Potgieters gedicht Hollandluidt: ‘Land, eens het vrijst’ en gezegendst' der aard’. Dat het niet alleen om stomme e's gaat toont het spreektaalzinnetje: ‘M'n zus d'r fiets is gestolen.’ Voor bastaardwoorden als S/sji'i(e)ten, waar door de gebrekkige translitteratie van het Arabisch naar het Nederlands een bepaalde klank moet worden verantwoord die in het Nederlands niet voorkomt, rest ons alleen een apostrof. De gebruikswaarde van dat teken is veel ruimer dan H.B. voorspiegelt.
Het tweede argument voor de schrijfwijze S/sjiieten denkt H.B. te kunnen ontlenen aan de Woordenlijst (blz. XLVIII), waar een ie wordt voorgeschreven in eindlettergrepen. Nu komt er geen ie-klank in de eindletter van S/sji'i(e)ten voor, maar gesteld dat we het enkelvoud nemen (ondenkbaar, omdat het woord slechts in het meervoud kan staan), dan lost dat niets op voor het foneemprobleem dat ik aanduidde: in o.a. subjectivistische, praktische e.v.a. komt (gespeld een i) een ie-klank voor, die identiek is met de ie-klank in vies, gespeld -ie. Zodra we het Arabisch willen transcriberen ontbreekt ons de ‘zekerheid’ welk foneemteken in de spelling te benutten: ie of i. H.B. geeft daarbij nog het verkeerde citaat van de Woordenlijst op pag. XLIX; hij of zij had XLVIII moeten citeren: ‘In eindlettergrepen van woorden, al of niet deel uitmakend van een samenstelling, wordt ie geschreven, behalve in de Latijnse maandnamen, in het achtervoegsel -isch en in woorden die als vreemde worden beschouwd.’ Vooral het laatste deel is hier van toepassing op S/sji'i(e)ten.
Het derde argument voor de spelling S/sjiieten ziet H.B. in het feit dat een aantal woorden met i/ie zich (‘lijken te’) onttrekt (hier zou ik enkelvoud gebruiken (P.K.)) (‘onttrekken’) aan de regels van de Woordenlijst; voor H.B. reden te kiezen voor de spelling S/sjiieten om zo geen uitzonderingen toe te voegen die afwijken van de regels. Nu is het aantal uitzonderingen groter dan H.B. vermoedt. In het Retrogradewoordenboek van het Nederlands komt de geïnteresseerde lezer tientallen woorden tegen waarin de laatste lettergroep nu eens gespeld wordt als -isch, dan weer als -ies. De uitspraak blijft dezelfde.
Samenvattend concludeer ik dat de drie argumenten vóór de schrijfwijze S/sjiieten me niet overtuigen. De veronderstelde mogelijkheid om twee gelijkwaardige spellingen te hanteren: S/sji'ieten of S/sji'iten, lijkt me nog onaangetast.