De zwervende d
Die d is een merkwaardige letter, een soort nomade, die zich niet alleen maar laat wegjagen, maar soms door een achterdeurtje weer binnenkomt, vermomd als w- of j-klank en zich zo in de ‘gewone’ en soms ook in de ‘duidelijke’ taal en zelfs, als die omzetting al oud is, in de schrijftaal weet te handhaven!
ouwe schoenen |
ouders |
verkouwen |
koudegolf |
houen van |
behoudens |
goeie morgen |
vergoeden |
kruienier |
kruidentuin |
booien |
bode |
Die d heeft nog meer pijlen op zijn boog. Behalve dat hij op economische of fonetische grond verdwijnt of zich vermomt, heeft hij er ook een handje van gehad binnen te dringen waar hij eigenlijk niet hoorde en zich daar te vestigen: geschieden was in het Middelnederlands ghescien (vgl. schielijk), zo zijn kastijden, wijden, spieden en belijden voortgekomen uit castien enz. In later tijd vinden we een voorbeeld hiervan in het hypercorrecte Ammerzoden (geen graszoden maar ooien: landerijen bij water). De d doet dit vooral graag als hij een kiertje kan vinden tussen een r, n of l en een stomme -r.
Na -r is hij gebleven en erkend als vaste bewoner, zowel in woorden die de handelende persoon of een relatie met een plaats aanduiden, als in de vergrotende trap:
Aalsmeerderbrug |
feestvierder |
aanvoerder |
Laarderweg |
Alkmaarder meer |
snorder |
bestuurder |
speurder |
boerderij |
toehoorder |
dankbaarder |
verder |
duurder |
verhuurderij |
eerder |
|
Na -n is hij vaak binnengekomen, soms weer weggegaan, soms gebleven (vooral in familie- en topografische namen en in bepaalde zegswijzen):
- (Brederode) jij bent een rare zoender/donder (Donar)
- jouw baert gelijckt een boender/1592 quaetdoender
- Zaans: steunder (steunbalk)/twijnder
- Gronings: umslaondertje (borrel)/betaalt aan toonder
- grapje: jij bent maar een uitgaander!/een goed verstaander ...
- kerstlied: gaat aan geender straeten/een buitenstaander
- diender (dienaar van Hermandad)/maar nu: tweeverdieners
- tuinder (beroep)/maar nu: tuinier (liefhebberij)
- familienamen: Vrachtdoender, Kostwinder, Loendersloot
- topografische namen: Zaanderhorn, Maandereind, (weg naar Manen bij Ede), Steenderen (oud Steenhaar), Spinderspad (Krommenie), Veenderweg (Veenendaal heet in de Gelderse Vallei 't Vêen).
Na -I is het ook steeds een komen en gaan van de d geweest; al in de tijd dat de latijnse c uitgesproken werd als k (of kj?) hebben we van het cellarium een kelder en van het solarium een zolder gemaakt.
- vilder - maliënkolder (fr. collier)
- volder - kolder in de kop (ziekte, cholera)
- kwelder - daalder (thaler, geld uit Johannisthal)
- selderij - maalderij (instituut voor bakkerij en maalderij Wageningen)
- familienamen: Snelder, Spoelder. de Vulder, Alderlieste
- topografische namen: Halderbrink (bij vroegere Hal, Bennekom), Haalderbroek (bij water De Haal, Noord-Holland).