Van Woord tot Woord
Frisgewassen het nieuwe jaar in
Marlies Philippa
Ik betrap mezelf op nieuwjaarsneigingen. Die had ik twee jaar geleden ook al. Toen gaf ik in het januarinummer een overzicht van de twaalf maanden van het jaar. Tussen haakjes: als u meer wilt weten over de namen van onze maanden, dan moet u het boekje De dagen eens lezen (zie de rubriek Het Gezegde & Co in het jongste november-nummer van Onze Taal). Opnieuw is het januari. Een nieuw jaar, een nieuwe kalender. Het intrigeert me hoe we ertoe gekomen zijn de tijd op een bepaalde manier in te delen. Want een kalender ontstaat niet zomaar. Zonder beschaving geen kalender. Pas daar waar nederzettingen opkwamen, waar mensen zich definitief ergens gingen vestigen, ontwikkelde zich een vaste marktperiode van een zeker aantal dagen. Een week. Zo'n week hoefde niet per se zeven dagen te tellen. In India ontstond er een van vijf, bij de Romeinen een van acht en bij de Grieken een van negen dagen. De zevendaagse week is aan joods gebruik ontleend en deze is langzamerhand door alle volkeren overgenomen. Kalenders zijn gebaseerd op natuurlijke eenheden van tijd. De kleinste natuurlijke tijdseenheid is de dag, de nacht of het etmaal. De daarop volgende is de maand. Maand heeft met maan te maken. Vanouds was de maan een tijdmeter. Het woord maan is verwant met meten. Men verdeelde de tijd in maanden, in periodes tussen twee gelijke maanfases. Meestal wordt het begin van een maanmaand bepaald door het waarnemen van de nieuwe maansikkel in het westen. Een maanmaand duurt 29½ dag. Een maanjaar, twaalf maanmaanden, 354 dagen. Een maanjaar is dus ongeveer 11 dagen korter dan een zonnejaar. Een zonnejaar gaat uit van de omlooptijd van de aarde rond de zon in 365¼ dag. Bij een zonnejaar valt nieuwjaarsdag altijd op dezelfde datum, bij een maanjaar niet. Omdat een maanjaar korter is loopt het begin van het nieuwe jaar
door de seizoenen heen en vallen jaarlijkse feesten steeds op andere dagen. Dat is bijvoorbeeld het geval in het islamitische jaar. Onze kalender, de westerse, is gegrond op een zonnejaar met maanmaanden. Er is wat met het aantal dagen per maand gesmokkeld, zodat een totaal van 365 dagen kon worden bereikt.
Om een tijdseenheid vast te stellen werd dus van de maan uitgegaan. De maan is alleen 's nachts te zien. Het is dan ook te begrijpen dat het tellen in nachten veel ouder is dan het rekenen in dagen. Bij kinderen leeft dat gevoel nog sterk. ‘Nog zeven nachtjes slapen’ betekent een week. Overblijfselen van het tellen in nachten zijn er ook in een paar Engelse woorden te vinden: fortnight is een periode van twee weken, veertien dagen. In fortnight zit het woord night ‘nacht’. Fortnight betekent dus eigenlijk veertien nachten Een ander Engels woord: twelfth-night. Dit is de twaalfde nacht; twaalf nachten, twaalf dagen na kerstmis: 6 januari, Driekoningen.
De nacht begint met de avond. Bij het rekenen in nachten wordt de avond niet als het eind van de dag gezien, maar als het begin van de nacht. En zo komt het dat bij ons Sinterklaas gevierd wordt op de avond vóór de feestdag van Sint-Nicolaas. Het feest begint de avond tevoren. Kerstavond is het begin van kerstmis. In een land als Zweden wordt kerstavond uitbundiger gevierd dan de beide kerstdagen. Kerstavond was eerst alleen de avond voor kerstmis, maar toen men in dagen was gaan tellen kon die betekenis worden uitgebreid tot de hele 24ste december.
Zo'n uitbreiding tot de hele dag vinden we ook in het Middelnederlandse woord sonavont of sonnenavont. Sonavont betekent de avond vóór de zondag. Later ook de hele zaterdag. Het woord kwam voor in het oostelijke gedeelte van het middeleeuwse Nederlands. In het aansluitende Duitse gebied wordt nog steeds Sonnabend gezegd voor ‘zaterdag’. In Zuidduitsland zeggen ze Samstag, een verkorting van sambaztag. Sambat is sabbat in verbasterde vorm. Het Franse samedi is hiermee te vergelijken. Vroeger was dat sambedi. Di komt van dies, het Latijnse woord voor ‘dag’, en sambe- van sambat ‘sabbat’. Sabbat is Hebreeuws van oorsprong. Het Hebreeuwse sjabbat heeft te maken met een werkwoord dat ‘rusten’, ‘ophouden met werken’ betekende. De wekelijkse rustdag, die bij ons op zondag valt en bij de Moslims op de vrijdag, die rustdag wordt bij de joden op zaterdag gehouden. Vandaar sabbatsdag, Samstag.
Hoe zit het nu met benamingen van de dag vóór de zondag in andere Germaanse talen? Het woord zaterdag dat te vergelijken is met het Engelse saturday, is onze weergave van ‘dag van Saturnus’. De Romeinen stelden Saturnus, hun god van de landbouw gelijk aan de Griekse Kronos. Zo kon Kronou hemera vertaald worden tot dies Saturni. In de Romaanse talen is die oude benaming verdwenen, terwijl zij bij ons bewaard is gebleven. Maar niet in het Fries. Daar spreekt men van snjoen of sneaun, een verkorting uit sinnejuwn: ‘zonavond’.
De Skandinavische talen hebben de zaterdag een heel andere naam gegeven: in de middeleeuwen laugardagr of pvattdagr, nu laugardagur/ørdag/ lördag ‘baddag’ of ‘wasdag’. Pvatt is verwant met ons woord dweil en laugar met loog. Ook met het Latijnse lavare. Lavendel heet niet voor niets zo. Het is een kruid dat gebruikt wordt bij het baden, om het badwater geurig te maken.
Frisgewassen de nieuwe week in!