Ik ga in zijn eentje naar Jan zijn huis
1
Tegenwoordig zegt men, schrijft men zelfs: ‘We gaan met z'n allen’. Ik vraag dan altijd ‘Wiens allen?’ want ìk zeg, en schrijf, in zulke gevallen:
- ik ga in mijn eentje
- jij gaat in je eentje
- hij gaat in zijn eentje
- zij gaat in haar eentje
- wij gaan met ons allen
- jullie gaan met je/jullie allen
- zij gaan met hun allen
De gebruikers van ‘wij met z'n allen’ zijn ook nog inconsequent want ze zeggen en schrijven ‘hij in z'n eentje’, maar toch ‘zij in d'r eentje’, daar dus wet verschil...
Hoe zit dat allemaal?