Het Rijmschap
e.e. cummings schreef poëzie en hoefde zijn lezers dus niet terwille te zijn. Maar ik had eens (of heb misschien nog ergens) een Duits boek uit de jaren twintig over moderne fotografie, een boek met veel tekst, pagina's na pagina's, en zonder één hoofdletter. U heeft zulke typografie mogelijk wel eens gezien, in welk geval u mèt mij uitroept: ‘Het is lelijk! Het is dom! Het is bovendien ongemanierd!’.
Waar zijn hoofdletters voor? Laat ons eerst enige nevenfuneties opsommen. Ze verkondigen het belang van namen. Namen van bronzen of stenen personen, van boeken, hun auteurs en hun hoofdstukken, van composities, olieverfschilderijen, firma's, gemeenten etc. etc., er komt geen eind aan. Ze nummerenjaren (mcmlxxxiii), categorieën (groep a, model vii) en andere dingen. Ze verheffen begrippen - (het Vaderland, de Meester), geven ironische nadruk (a Cunning Trap) of camoufleren dat de schrijver of schrijfster niet precies weet wat hij / zij bedoelt: het Zijn, het Alweten enzovoort. (Merk op dat we nu met beginletters te maken hebben. Het Zijn doet wat plechtiger aan dan het zijn. Telkens woorden in kapitaal, dat is primitief - men komt het in pamfletten en dergelijke tegen - en vermoeiend.) Ze vertegenwoordigen stemverheffing. ‘Hoe bevalt het nieuwe gehoorapparaat? Hoe bevalt het nieuwe gehoorapparaat? hoe bevalt het nieuwe gehoorapparaat?’
Het belangrijkste werk dat hoofdletters doen, is het openen van zinnen. Ik heb het nog steeds over proza. Ze geven aan dat er een afsluitende pauze is geweest, dat er als het ware even is ingeademd, dat er iets begint. Daarom ben ik het met Ivo niet voetstoots eens wat betreft de puntenreeks, het vraag- en het uitroepteken. Hoezo? Komt er dan geen hoofdletter na een vragende zin? Natuurlijk. Maar soms is het vraagteken een wat lompe aanduiding voor het eind van een clichématige zinswending tussendoor, die syntactisch de vraagvorm heeft maar inhoudelijk geen vraag is, zelfs geen rhetorische - veeleer een bevestiging of versterking van het voorgaande, waarna zonder pauze, accoord? de zin wordt voortgezet en voltooid. Sterker nog; als u me vraagt: ‘Zelfs na een aanhalingsteken?’ dan zeg ik: ‘Ja.’ Mutatis mutandis idem dito, Latijn hè? altijd prijs! voor het uitroepteken. En dan die puntenreeks... die puntenreeks waar we ach! zoveel mee kunnen uitdrukken... bij voorbeeld dat een zin niet eindigt, maar alleen even uitblaast. Eigenlijk is het dan een sentimentele of opgeschroefde gedachtenstreep, althans meestal. Zeker, er kan staan: Hij was verloren... Nimmer meer zou hij etc.; maar als er staat Hij was verloren... reddeloos verloren... dan zou een hoofdletter r misstaan.
En versregels? Na mijn geredekavel in de voorgaande nummers zal het u zeker niet bevreemden dat ik die met hoofdletters wil, zien beginnen. Stijl en logica schrijven het mijns inziens voor. Wanneer in de loop van een regel een volzin eindigt en een nieuwe begint (geen uitzonderlijk verschijnsel), is het wanstaltig om daar een hoofdletter te zien, terwijl die regel evenals de overige in onderkast wordt geopend; No wees daar al op. En nergens een hoofdletter, dat weten we nu, schreit nog luider ten hemel.
Daar komt bij dat een scherts-enjambement dan door die kleine letter voor aan de regel geheel en al tot zijn recht komt. In mijn oktoberbijdrage ziet u dit gedemonstreerd.
Hier nog een ander voorbeeld, om u aan het lachen te maken in deze voorwaar! of niet soms? helaas, wij beseffen het maar al te goed... ernstige en trouwens allesbehalve zomerse dagen.
‘In naam van Oranje, doe open de poort!'s
prak dreunend Lumey, en hij ging hierop door.’ 't S
ignaal is geblazen, ontstoken de toorts -
En ook, bovendien, verder, tevens en voorts...’
Toevallig was daar ook een Duitse majoor. ‘Z
um Teufel!’ riep deze, in ijlende koorts
Hij had, merkt u wel? niet de gave des woords
Een voorwoord. Omdat u waarschijnlijk, net als wij, uw ‘Onze Talen’ per jaargang laat inbinden en op snee vergulden, lijkt het me niet verstandig om in de laatste Rijmschaphelft van 1983 nog een nieuw versieel of controversieel onderwerp aan te snijden. Ik besluit met enige welgemeende woorden.
Een woord van dank. Onze dank gaat uit naar allen die ons hun ollekebollekes stuurden. Vele verzen kwamen, helaas, binnen toen het besluit om met de beschouwingen over dat - allerverleidelijkst - verspatroon te stoppen, al gevallen was. De kwaliteit van de inzendingen steeg gestaag, maar na ruim vier afleveringen vonden wij het, als Rijmschappers, mooi geweest. Privé weten wij, naar u weet, nooit van ophouden.
Een antwoord. Gerton van Wageningen vroeg in het oktobernummer van ‘Onze Taal’ het oordeel van Het Rijmschap over het volgende vers:
Die flesjes daar, met teakolie
Ik vind dat een prachtig rijm, veels te leuk om er in allerlei voetnoten aan te morrelen. Kortom, Heer van Wageningen: Komt u eens op de broccoli / met Worchester en kapokolie?
Een woordenboek. Bij Swets en Zeitlinger verscheen het Positiewoordenboek van de Nederlandse taal, samengesteld door T. Weijters. Wilt u weten welke woorden van vijf letters als tweede letter een F bezitten en als vierde letter een E? Weijters geeft het antwoord: aFzEt, eFfEn, oFfEr en sFeEr. Handig voor oplossers van cryptogrammen! De retrograde woordenlijsten in het werk bevatten in tegenstelling tot het Retrograde Woordenboek van Nieuwborg ook vervoegingen en verbuigingen. Toch valt de gebruikswaarde als rijmwoordenboek tegen, omdat Weijters zich moest beperken: woorden van acht letters en méér kon hij niet opnemen - het boek ìs al bijzonder lijvig. Ik heb méér kritiek (onder andere val ik over het samenvallen van y en ij), maar ik wil niet verzwijgen dat de uitgave mij meteen inspireerde tot Opperlandse spelletjes.
Een slotwoord. 1983 was een goed rijmjaar vooral voor het light verse. Ik wijs op de Kees Stip-revival, het kwartaalschrift De Tweede Ronde en de vele drukken van de bloemlezing van Vic van de Reijt. Toch blijft het jammer dat de kritiek zo weinig aandacht besteedt aan het professionele plezier-