Nu of momenteel
In het NRC/ Handelsblad werd eens een onderzoek ingesteld - het was in de feestelijke periode rondom Kerstmis en Nieuwjaar 1980, meen ik - naar woorden die de lezers bijzonder bekoorden. Ik heb nooit enige aanvechting gehad om verliefd te worden op een woord. Toch zijn er wel woorden die me amuseren, zoals volledig om zijn innerlijke tegenstelling, hottentotten om zijn saccadering, of een beetje ergeren, zoals ádekwaat, om zijn schrijfwijze, om zijn verkeerde uitspraak en zijn overbodigheid.
Toch is er een woord dat mij opwindt, waar ik ongelooflijk het land aan heb, ja - ik moet het bekennen - dat ik haat. Het is, lijkt me, voor mijn zielerust beter dat ik mij daar nu eens over uitspreek, lange tijd heb ik gezwegen, maar thans is het hoog tijd dat ik het zeg. Heden is het zo ver. Vandaag nog moet de toenemende spanning die op het ogenblik haar hoogtepunt bereikt heeft, van de ketel. Tegenwoordig doet men maar! Terwijl er zo veel voortreffelijke, korte duidelijke woorden zijn om het tijdstip tussen verleden en toekomst aan te geven, is een afschuwelijk misbaksel zonder stamboom geboren. Het wordt gelukkig slechts gebruikt door een klein maar helaas wel spraakzaam en schrijflustig deel van de bevolking, de intellectueel. Hij zegt het dan ook met het zelfde gebrek aan articulatie als waarmee hij zijn eigen naam uitspreekt, mommuddeel. Een wanwoord of, zoals Zaalberg het noemt (C.A. Zaalberg, Taaltrouw. Tjeenk Willink/Noorduijn. 130 pgs.), een barbarisme, en daartegen, zegt deze schrijver, ‘moet men zich, vooral als ze overbodig zijn...’ verzetten, doodgewoon uit zelfrespect.
L. Jongkees
Amsterdam