Reacties
Computers en taal
In het juli-/augustusnummer van ‘Onze Taal’ 1983 wordt aandacht geschonken aan twee soorten vakjargon: surfkoeterwaals en computertaal. Dient jargon te worden bestreden? Wat betreft het plankzeilen houd ik er een overzichtelijke mening op na: alle surfplanken de brandstapel op! Met het bestrijden van computerjargon heb ik wat meer moeite. Niet omdat computers onbrandbaar zouden zijn, maar omdat ik er de kost mee verdien. Ik schrijf namelijk gebruikershandleidingen voor computersystemen. Deze handleidingen zijn bestemd voor mensen die in principe niets van computers afweten; ik hoef ze bij wijze van spreken alleen te vertellen op welke knop ze moeten drukken. Dit lukt meestal wel in gewoon Nederlands (afgezien van het bankjargon dat ik terwille van die gebruikers vaak moet gebruiken), maar bepaalde woorden zijn niet of nauwelijks te vertalen. Om te beginnen het woord computer: je zou dit kunnen vervangen door ‘rekentuig’. Op zich geen onaardig woord, maar het hoort wel thuis in het rijtje rijwiel, wentelwiek en zeilplank.
In iets mindere mate doet dit probleem zich voor bij woorden als terminal en printer. Deze zijn goed te vertalen in ‘werkstation’ en ‘afdrukeenheid’, maar ik denk dat het daar al een beetje te laat voor is. Het enige wat ik heb kunnen redden, is het lidwoord van ‘terminal’: misschien omdat ‘werkstation’ onzijdig is, spraken veel van mijn collega's over ‘het terminal’. In computerkrantjes kom ik het nog wel eens tegen. Dan kom ik terecht bij het ‘echte’ jargon. Ik kan daar gruwelijke voorbeelden van geven: inquiry (via een terminal gegevens opvragen uit het computergeheugen), supervisor override (het intikken van een geheime code voordat een bepaalde opdracht door de computer wordt geaccepteerd), void (bericht van de computer dat hij een bepaalde opdracht niet kan uitvoeren), default (standaardwaarde: de computer gaat er van uit dat het A is, tenzij je hem vertelt dat het B is), privileged terminal (een terminal waarop meer mogelijk is dan op een gewone terminal), re-entry (als door een storing bepaalde gegevens de computer niet bereikt hebben, moet men ze naderhand nog een keer inbrengen).
Hoewel deze woorden direct door mijn lezers worden begrepen (!), probeer ik ze zoveel mogelijk te vermijden. Aan rechtstreekse vertalingen waag ik me doorgaans niet, omdat je dan vreemde zinnen krijgt als De drukker werkt alleen als de zachte schijf nog in de gleuf zit.
De heer Valk, de uitvinder van de zachte schijf, is het slachtoffer van een truc van de heer Neijndorff. Een truc waar ik een beetje een hekel aan heb: plak een hoop vaktermen aan elkaar om te laten zien wat voor afschuwelijk jargon je dan krijgt: De online printer zorgt alleen voor de output van hard copy als de floppy nog in de disk drive zit. Zo'n zin bestaat niet, die kun je alleen maar verzinnen! Als ik toch ooit met zoiets geconfronteerd zou worden, dan zou ik niet in de eerste plaats kijken naar de Engelse woorden, maar naar de overtollige woorden:
Een printer is een typmachine zonder toetsenbord; je hebt niets aan zo'n apparaat als het niet is verbonden met een computer - het woord online is dus overbodig. Een printer kan maar één ding: tekst afdrukken op papier - door de hele output van hard copy kan het rode potlood. Als de af te drukken gegevens op een floppy staan, dan ligt het voor de hand dat je die floppy moet laten zitten totdat de printer klaar is.
Blijft over: Haal de floppy niet uit de computer, voordat de printer klaar is. Een beetje computer zorgt er trouwens voor dat de gebruiker een seintje krijgt als alles is afgedrukt. De instructie zou dan kunnen luiden: ‘Verwijder de floppy niet. Wacht tot de boodschap tekst is afgedrukt verschijnt.’ Over het woord floppy kan worden getwist. Iemand die dit woord een beetje te flodderig vindt, kan ‘diskette’ gebruiken. ‘Magneetschijf’ of ‘geheugenschijf’ is ook niet gek, maar de toevoeging ‘flexibel’ vind ik overbodig; in grotere systemen wordt weliswaar ook gewerkt met harde schijven, maar de modale computergebruiker heeft hier geen weet van. ‘Zachte schijf’ is in elk geval onzin: probeer zo'n ding maar eens kapot te scheuren!
Tot slot: personal computer mag je in het algemeen niet vertalen met ‘huiscomputer’. De meeste personal computers staan op de bureaus van boekhouders en managers; vroeger waren deze afhankelijk van de informatie die ze kregen van de specialisten op de computerafdeling, tegenwoordig kunnen ze op hun eigen apparaat begrotingen en statistieken maken. Vaak is zo'n personal computer verbonden met een of meer andere computers; men spreekt dan van networking. Dit is dus niet hetzelfde als ‘thuiswerken’, al kan iemand wel een in een netwerk opgenomen personal computer naast zijn bed hebben staan.
Zolang ik mijn eigen home computer niet mag aansluiten op het netwerk van mijn baas, moet ik er iedere ochtend om zeven uur uit. Gelukkig vind ik een keer per maand ‘Onze Taal’ in de bus, zodat ik me af en toe kwaad kan zitten maken achter de op mijn bureau opgestelde wordprocessor, pardon tekstverwerker!
Nico Spilt
redactioneel medewerker
Computercentrum Bondsspaarbanken
Utrecht