De Franse Revolutie en later
Met de Franse Revolutie (1789) veranderde er veel. Het overheersende doel werd: Une Nation, une Langue! Dit bleek echter niet direct uitvoerbaar. In de overwegend agrarische Westhoek, zeer gehecht aan de eigen taal en tradities, bleef een passieve weerstand. Als voorbeeld hiervoor kan gelden een uit 1816 bewaard gebleven plakbrief van notaris Carpentier, luidende:
‘Schoone landen te koopen’. ‘Condigt dat men 's maendags wezende den 5en oust 1816, ten 2 ueren naer noene, in d'Auberge van het Gouden-Hooft, binnen Bergen,... ’ enz.
Het duurde tot 1853 vooraleer de regering hard doorzette. Toen kwam het verbod het Vlaams te gebruiken bij het onderwijs. Uit verweer werd het Comité Flamand de France opgericht. De leidende figuur was Edmond de Coussemaker, een bekwaam jurist, tevens historicus, musicoloog en taalkundige. Hun kenspreuk was: ‘Voor Moedertaal en Vaderland’. Deze leuze is ook aangebracht op het in 1981 voor Edmond de Coussemaker opgerichte borstbeeld in Belle/Bailleul (Fr.-Vl.). Om de oude Vlaamse liederschat te bewaren verzamelde hij wel 150 volksliedjes uit Frans-Vlaanderen. Vele ervan zijn nog in Nederlandse zangbundels te vinden.
Alle verzet ten spijt kwam er in 1880 een verbod op het Vlaams ook in de kerk en in het godsdienstonderwijs, terwijl gelijktijdig de leerplicht werd ingevoerd. De school werd de plaats bij uitstek voor verfransing, mede door een verklikkersstelsel: Het kind dat op Vlaams spreken werd betrapt, kreeg een blokje of munt (signum geheten) en moest dit kwijt zien te raken door een medescholier op Vlaams spreken te betrappen! Wie aan het eind van de dag het signum bij zich droeg, kreeg straf.
Onder de as smeulde het vuur voor het Vlaams in Noord-Frankrijk echter door. Jean Marie Gantois, opgegroeid in een verfranst doktersgezin in Waten, ontdekte al vroeg de geschiedenis van Vlaanderen en daarmee ook zijn eigen oorsprong. Hij schreef Hoe ik mijn Volk en mijn Taal terugvond. In 1924 richtte hij het Vlaams Verbond van Frankrijk op. Frans-Vlaanderen beschouwde hij als een deel van de gehele Nederlandse Gemeenschap. Hoorde men het Vlaams niet nog steeds op markten, in de herbergen, op bolbanen, bij volksspelen, bij het volkstoneel en op de hofsteden?
De Wereldoorlogen I en II brachten het Vlaams in deze streken wederom grote schade toe: de mannen waren in het Franse leger, vrouwen en kinderen werden overgebracht tot ver in Frankrijk. Dit bracht vervreemding mee van de moedertaal. Hier kwam bij, na 1945, dat menig Frans-Vlaming bang was voor een ‘Boche du Nord’ aangezien te worden, want het ‘Vlaemsch’ leek veel op het Duits.