Variëteit en variété
Geïnspireerd door het artikel van de heer De Vries over Amsterdamse topografische klemtonen (‘Onze Taal’, mei 1983), heeft mevr. A.H. Cornelissen-Beudeker een honderdtal namen bijeengebracht waarin de klemtoon in de hoofdstad op het laatste lid valt.
Ze woont nu in Arnhem, maar is geboren en getogen in Amsterdam. Ze denkt dat we hier met een dialectkwestie te doen hebben. Dat denk ik ook als ik zie dat op enige punten - maar niet op alle! - het Amsterdamse gebruik afwijkt van bij voorbeeld het Haagse. Enige opmerkingen vooraf:
1 Ik geloof dat we niet over wetmatigheden moeten spreken maar liever over gebruiksregels of gebruiken.
2 Tegenover het Amsterdams kies ik (in het kort) het Haags, omdat ook ik in Amsterdam ben ‘geboren en getogen’, maar sedert tientallen jaren in Den Haag woon. Omdat ik me erop betrap dat ik op Haagse namen wel eens Amsterdamse klemtonen toepas, heb ik mijn licht opgestoken bij een autochtone Hagenaar (niet een van de Koperniekusstraat). Over de gebruiken in andere plaatsen kan ik niet meepraten, maar een enkel verschijnsel zal wel landelijk zijn.
3 Als we spreken over een gebruiksregel, moeten we niet schrikken van de steeds weer opduikende uitzonderingen.
De Vries meende dat de Leidsestraat enz. niet zo heten om van andere straten onderscheiden te zijn, maar omdat je langs die straten de genoemde plaatsen kunt (kon) bereiken. En de Heiligeweg onderscheidt zich niet van profane wegen. Die straten en wegen, en ook pleinen en grachten, hebben al spoedig ‘individualiteit’ gekregen.
Men kan het vraagstuk van die Amsterdamse klemtonen ook op andere wijze benaderen. Ik geloof dat als een der hoofdregels mag worden gesteld dat een adjectivisch eerste lid geen hoofdaccent (ver)draagt, tenzij het adjectief onverbogen blijft. Dit is ook normaal. Vandaar Leidestraat, Weesperstraat. In onze eeuw zijn er in de hoofdstad straten gekomen die, zoals in Den Haag, in het eerste lid nietgeadjectiveerde plaatsnamen hebben, en dan valt de klemtoon wèl op dat eerste lid: Hillegomstraat, Heemstedestraat (al betekenen die namen niet dat de genoemde plaatsen zó bereikt kunnen worden). En de Indische buurt kent Javastraat, Sumatrastraat en de tientallen andere naar Indische eilanden genoemde straten. Heetten die Javaansestraat enz., dan zou het eerste lid zijn hoofdaccent weer verliezen.
In deze regel passen ook Bredeweg, Hogeweg en... Heiligeweg. Daarentegen Hoogstraat, Nieuwstraat, want hier is het adjectief onverbogen. De onvermijdelijke uitzondering is Nieuwmarkt, die dan ook door niet-Amsterdammers prompt Nieuwmarkt wordt genoemd. De parken doen ook mee: Oosterpark en Westerpark tegenover Sarphatipark en Amstelpark (die geen adjectief in het eerste lid hebben).
Als tweede regel zie ik dat plein in Amsterdam het accent opeist; de redenering van De Vries ging ook in die richting. Misschien is het verschil tussen straat en plein hiervan een oorzaak geweest. Straat is, althans in grotere steden, de gewoonste en waarschijnlijk daardoor de zwakste topografische aanduiding; ging hetzelfde eerste lid dat voor straat stond, vooraf aan plein, dan verhuisde het accent naar achteren: Dapperstraat-Dapperplein, Javastraat-Javaplein, Raamstraat-Raamplein. Maar ook als de tegenstelling straat-plein er niet is, blijft plein krachtig: Rembrandtplein, Koningsplein. In mijn hypothese derogeert deze regel aan de eerste, want als er een Leidenplein was, zou ook dat vrijwel zeker de nadruk op het tweede lid hebben.
Er valt nog veel over dit onderwerp te zeggen, maar er is niet genoeg plaatsruimte, zelfs niet voor het maken van vergissingen. Nog dit: gracht is ook een krachtfiguur; naast Admiralengracht vond ik nog Achtergracht als uitzondering. Steeg laat ook niet met zich spelen, maar weg is wispelturig: Stadionweg naast Koninginneweg en Middenweg. Laan laat zich weinig meer gelden dan straat: Vrijheidslaan, Middenlaan.
En de Haagse klemtoon? Er zijn zeker verschillen. Ik denk dat de Prinsessegracht in Amsterdam Prinsessegracht zou heten en het Regentesseplein zou wel Regentesseplein zijn. Het plein is niet zo oppermachtig: Oranjeplein, Lorentzplein, Deltaplein. Bij een uitgebreid eerste lid legt het plein het af:
Charlotte de Bourbonplein, Burgemeester de Monchyplein. Bij plaatsnamen is de kans op een wisselend accent groot: Bunnikplein, Ermeloplein (?). Te weinig plaats voor de Haagse beklemtoning, ik weet het. Maar veel van wat voor Amsterdam karakteristiek is, schijnt ook in Den Haag gelding te hebben. De tegenstelling straat-plein: Sweelinckstraat-Sweelinckplein, Piet Heinsaat-Piet Heinplein; de ‘adjectiveringsregel’: Rijswijkseplein, Soestdijkseplein, Hogewal, maar Hoogstraat, omdat ‘hoog’ hier niet verbogen is; Ilpendamstraat, maar Middelburgsestraat, omdat Middelburg geadjectiveerd is.
De heer H.A. Warmenhoven in Leusden vraagt aandacht voor het voor hem nog onverklaarde verschijnsel dat het accent bij plaatsnamen naar achter pleegt te schuiven en bij gelijkluidende persoonsnamen niet. Meneer Hoogeveen woont niet of wel in Hoogeveen, meneer Van Maarseveen in Maarseveen en ds. Veenhuizen in Veenhuizen. In het laatste geval lijkt de oorzaak mij duidelijk, maar voor de andere weet ik ook geen verklaring. Dat het verschijnsel ook in andere samenstellingen voorkomt, blijkt uit de familienamen Langelaan en Oudekerk. Misschien weten onze lezers de oorzaak op te sporen. Deze correspondent vindt de beklemtoning grandioos en enorm niet fout. Ik ook niet, in bepaalde omstandigheden. Ieder van ons kan in grote verontwaardiging of geestdrift spreken van schandalig, ontzettend, geweldig.
M.C. Godschalk