Reilen en zeilen van 't kofschip
Aan het begin van zijn speurtocht naar ezelsbruggen legde de heer Van der Horst vorig jaar de lezers van dit blad de vraag voor: wie is de bedenker van 't kofschip? Ik kon hem toen alleen meedelen dat deze ezelsbrug al in 1885 gebruikt werd, maar de herkomst van 't kofschip was daarmee nog niet bekend (zie ‘Onze Taal’, juni en september 1982).
Deze keer wil ik een wat meer gedetailleerd antwoord proberen te geven: 't kofschip werd zo'n 125 jaar geleden geïntroduceerd en wellicht ook bedacht door niemand minder dan L.A. te Winkel.
De naam Te Winkel zal de meeste lezers wel vertrouwd in de oren klinken. Hij wordt vanwege spelling en woordenboek bijna altijd direct gekoppeld aan die van de Leidse hoogleraar Matthias de Vries, wat al te vanzelfsprekend vind ik zelf.
Dr. L.A. Te Winkel (1809-1868), de verstokte vrijgezel die door mijn Winkler Prins als de vader van de literair-historicus Jan te Winkel wordt genoemd, was een erudiet en scherpzinnig taalkundige. Zijn taaltheoretische inzichten zijn naar mijn smaak interessanter dan hetgeen hij heeft gepresteerd op het gebied van spelling en woordenboek. Maar wat de spelling betreft, met ‘De Vries en Te Winkel’ heeft 't kofschip niet direct te maken. In oktober 1858 schreef Te Winkel, toen nog leraar aan het Leidse gymnasium, een voorbericht bij zijn boekje De Nederlandsche spelling onder beknopte regels gebragt. (Leiden 1859) Met de uitgave ervan hoopte hij in een behoefte te voorzien, schreef hij, vooral bij ‘den onderwijzersstand’. In 274 regels, bestemd om nagenoeg geheel van buiten geleerd te worden, ontvouwde Te Winkel ‘de toenmaals nagenoeg algemeen gevolgde spelling van siegenbeek’, zoals hij dat later zou formuleren. Hij veroorloofde zich slechts een enkele afwijking van dat stelsel.
In een van die 274 regels wordt 't kofschip ten tonele gevoerd. ‘De tijdsuitgang: -de verandert in -te achter de scherpe medeklinkers’, lezen we op pagina 27. Voor die scherpe medeklinkers wijst Te Winkel ons terug naar regel 129, op pagina 14, en daar staat dan: ‘De scherpe medeklinkers zijn dus zes in getal: p, f, k, ch, t en s; zij worden gehoord in: “het kofschip”.’
Het boekje van Te Winkel kreeg ‘eene boven alle verwachting gunstige ontvangst’. Daarom maakte hij er een passend werkje bij met 1123 gedetailleerde vragen en opdrachten: Oefeningen in de kennis en toepassing der spelregels. Een vraagboekje ten gebruike bij: De Nederlandsche spelling onder beknopte regels gebragt. (Leiden 1861)
Een van de opdrachten luidt: ‘Hoeveel scherpe medeklinkers zijn er in 't geheel? En noem ze op.’ Een opdracht die de studerende onderwijzer direct naar de regel met 't kofschip stuurt. Te Winkel laat hierop de als ‘moeilijk’ aangeduide vraag volgen: ‘Heeft de onderscheiding in zachte en scherpe medeklinkers eenig nut?’ Dit soort vragen moest de lezer oplossen door vergelijking en combinatie van verschillende regels.
De Nederlandsche spelling beleefde enkele herdrukken voordat het in 1865 in aangepaste en uitgewerkte vorm verscheen als Leerboek der Nederlandsche spelling. Onder die laatste titel is het tot in de jaren negentig van de vorige eeuw herdrukt. Het kan niet anders of 't kofschip is vooral via de boekjes van Te Winkel bij ‘den onderwijzersstand’ bekend geworden. Men wees elkaar in die kringen dan ook op ‘Dr. L.A. te Winkel's hulpmiddel 't kofschip’ (een citaat uit 1879).
Voor de volledigheid zij vermeld dat Te Winkel in zijn Leerboek ook de h tot de scherpe medeklinkers rekent en daar dan ook spreekt van het kofschip Dit heeft de oorspronkelijke ezelsbrug niet kunnen veranderen; Te Winkel zelf merkte al op: ‘De onderscheiding in zachte en scherpe medeklinkers geschiedt, omdat zij invloed heeft op de spelling van een groot aantal woorden; alleen ten opzichte van de h is het onverschillig te weten, dat zij scherp is.’
Ook voor de ‘vloeijende letters’ (l, m, n en r) gaf Te Winkel in 1859 een nog steeds bekend klassiek geheugensteuntje: deze letters ‘komen voor in het woord molenaar’. Te Winkel kon dat gemakkelijker doen dan wij. Hij rekende maar met twee ‘neusletters’, de m en de n, zodat de ng buiten beschouwing bleef.
Dat 't kofschip door toedoen van Te Winkel ruime bekendheid heeft gekregen, lijkt me wel duidelijk. Of hij ook méér heeft gedaan dan het vastleggen van een mondelinge traditie, is een vraag waarop ik voorlopig nog geen antwoord kan geven.
J. Noordegraaf
Alphen aan den Rijn