Het Rijmschap
Poets Anonymous (zie Rudy Kousbroeks Het avondrood der magiërs) heeft mij aangeraden voorzichtig af te kicken. Abrupt stoppen schijnt griezelige ontwenningsverschijnselen met zich te brengen: cholesteroltekort, neurotoxinekramp, hemorroïdenjeuk etc. Welaan dan, hieronder vindt u het leukste ollekebolleke uit de lijvige stapel nagekomen werk. Dank, meneer de Ruyter. Dank ook, andere respondenten.
niet moeders mooiste hoor,
viermaal liefst bracht zij een
Bij geruchte vernam ik dat Vic van de Reijt een nieuwe bloemlezing overweegt met de titel Ik wou dat ik drie hondjes was. Zou Van de Reijt bereid zijn het ollekebolleke over Coba op te nemen? Nee! Jammer! Waarom niet? Het antwoord is eenvoudig: de maker van het vrolijke vers hanteerde een te particuliere vormgeving, sloot te weinig aan bij de prille traditie. Die traditie wil het volgende:
Niet moeders mooiste hoor
Viermaal liefst bracht zij een
Een rustige lay-out, ontdaan van overexposure en voorzien van wit (white?). De interlinie tussen de regels 4 en 5 is een vereiste en het uitroepteken na de opwekking in regel 1 mag volstrekt logisch heten. Ook het weghalen van het teveel aan schreeuwerige hoofdletters in regel 6 zal iedereen billijken.
Ik heb echter nog meer veranderd. Ik heb elke regel een eigen hoofdletter gegund. Dit is discutabel, al onderving het meteen een inconsequentie: de maker van het origineel plaatste in het belang van zijn pointe wèl een hoofdletter aan de kop van regel 8. Om verbrokkeling tegen te gaan, pleit ik voor een geformaliseerd gebruik van kapitalen. Kleine letters aan het begin van een regel en hoofdletters halverwege vind ik onevenwichtig en lelijk: rijm en ritme raken op de achtergrond, het gedicht wordt een taaie reeks op vreemde plaatsen afgeknepen mededelingen.
Van Poets Anonymous kreeg ik het adres van een ervaren interpuncturist. Hij zet hieronder het betoog voort.
Ivo de Wijs
Het lijkt alsof deze bijdrage helemaal niet over rijm gaat. Wacht rustig af. Intussen begin ik met de elementaire vraag Wat is poëzie? Structureel bedoel ik - over Schoonheid en Zielsleven zullen we het niet hebben.
Niemand? Zal ik het dan maar zeggen? Klassieke, zojuist verschenen, naïeve, hermetische, mislukte, geestige, stereotiepe poëzie... het heeft allemaal één onvervreemdbaar kenmerk: het bestaat uit regels (poëtisch verzen genoemd). Een uitzondering: concrete poëzie.
Men hoort er weinig meer over, maar er worden vast nog wel eens losse woorden of letters zwermsgewijze in een blok plexiglas gefixeerd; of iemand vult een rechthoek op met de tekst mooiestofmooiestofmooiestofmooiestofmooie... en onderbreekt dat ergens met jammer, een scheur in een ander lettertype.
Schijnbaar zien we een uitzondering in picturale poëzie, dit is gedichten in de vorm van een triomfboog of een doedelzak. Deze zijn echter te herleiden tot gewone gedichten met versregels onder elkaar (Paul van Ostaijen eveneens). Versregels beslaan in principe minder dan de breedte van de bladspiegel. Een klein beetje meer - alla, maar niet te vaak. In scherts mag het natuurlijk uitlopen (De Schoolmeester), en ook dan is overdrijving, vooral in frequentie, heilloos.
Een alinea van zeg vijf regels en nog enkele woorden, hoe prachtig en aangrijpend ook, is proza.
We laten rijm en metrum nog even buiten het geding.
‘Dus’, vragen er nu een paar, ‘regels onder elkaar, die in het algemeen binnen de bladspiegel eindigen en een poëtische strekking hebben - dat zijn versregels?’
Dank u zeer voor deze vraag. Ze is begrijpelijk, als je in Komrij's bloemlezing op p. 864 leest:
liefst, naar het Land van Pon. Waar ik
de brug indien, een blinkende kluif in
terugkeert. En verdrijf het gehoornde
alle halfheilige treiterborsten, met
In beginsel (kleine afwijkingen kunnen gerechtvaardigd zijn) is een versregel een volzin, bijzin of compleet zinsdeel. Anders gezegd, een tekst die ‘gaaf’ is en ook op zichzelf gelezen zinnig en eventueel genietbaar blijkt. Daarom en daardoor is het een versregel.
Een hand, een wagenwiel, een boomblad zijn onderdelen met een eigen volkomenheid; een willekeurig fragment heeft geen betekenis, behalve misschien voor wetenschappelijk onderzoek.
Wat we hierboven hebben, zijn vier woordreeksen die zich als versregels voordoen.
Poëzie is uiting, jawel. Wis en drie. Uiting verplicht tot niets. Maar publicatie, mededeling dus, verplicht tot doelmatig taalgebruik, tenzij men zijn onmacht wil bekendmaken.
De inhoud van de boodschap laat ik buiten beschouwing, maar ik wil even een paar echte versregels citeren (p. 984); alweer vier stuks.
hangt het laatste zonlicht.
Een helblond meisje schiet
Opzettelijk heb ik voorbeelden gekozen waarin u rijm noch metrum aantreft. Beide elementen verrijken bij juiste toepassing een tekst, maar onontbeerlijk zijn ze niet. Even doelbewust zocht ik specimina met punten na bepaalde regels uit. Nu we het begrip versregel hebben omlijnd, kunnen we in het volgende nummer de interpunctie, met name de eindinterpunctie in dit licht bezien. Een wat controversieel onderwerp (lumbaal-, hoor ik, is ook niet alles). Hoe staat u trouwens tegenover tabak?
Tabak is niet verfoeilijk, naar me
garetten en sigaren, in hun functie
Van wesp- en mugverdrijvers, doen
En zonder ongewenste interpunctie