Nadere uiteenzetting
De vraag is: hoe valt het verloop te begrijpen. Dit wil zeggen, hoe komen de woorden in gebruik, hoe verbreiden ze zich en (eventueel) waarom verdwijnen ze weer.
De eerste gebruiker is in vele gevallen niet bekend. Iedereen is op zijn beurt wel eens taalscheppend. Schrijvers, regeringspersonen, studenten zijn nog al eens produktief, maar ook de gewone man doet soms een aardige vondst. Motieven voor het gebruik van een nieuw woord kunnen zijn:
- een nieuw begrip moet worden benoemd. Voorbeelden: bromfiets, spookrijder. Vaak zijn het buitenlandse woorden, waarover meer in het tweede deel.
- het nieuwe woord klinkt goed - korter, krachtiger of welluidender dan een bestaand woord. Voorbeeld: doei in plaats van dáág, hartstikke.
- er is behoefte aan variatie of nuanceverschil. Hieronder kan men ook rekenen de camouflage van een onaangenaam begrip, bij voorbeeld ombuigen voor bezuinigen, tbc of tb in plaats van tuberculose. Verder de opwaardering van een beroep: de knecht of de dienstbode zijn vervangen door hulp in de huishouding of interieurverzorg(st)er.
De verbreiding van nieuwe woorden gebeurt uiteraard via allerlei soorten contacten, zowel direct als indirect (tv, radio, krant, tijdschrift, boek). Daar deze contacten veel intensiever zijn dan vroeger, kan de verbreiding ook sneller gaan.
Het verdwijnen (de veroudering) van woorden gebeurt volgens omgekeerde processen. Wie weet nú nog wat een bavelaar is? Verder gebeurt dit vooral door de verdringing door ‘betere’ woorden. Onze redacteur heeft in zijn boek Schrijfwijzer (in het hoofdstuk over woordgebruik) vele voorbeelden gegeven van verouderde woorden.