Variëteit en variété
Na de wedstrijd kozen de heer A.C.J. van As in Haarlem en zijn vriend een stadionuitgang, waarvan de een zei: ‘Dit gaat gauwer’, waarop de ander opmerkte dat dit geen goed Nederlands was, vanwege de comparatief en omdat gauw hier ‘ten onrechte’ was gebezigd in de betekenis van snel of vlug. Dit voorval ontlokt de heer Van As een aantal vragen die ik punt voor punt tracht te beantwoorden.
1 Kan gauw zowel bijvoeglijk als bijwoordelijk gebruikt worden? Ja, hoewel men het vaker bijwoordelijk dan bijvoeglijk zal zien.
2 Kent gauw een vergrotende en een overtreffende trap? Zeker; hebt u bezwaar tegen gauwer en gauwst?
3 Kunnen die trappen dan in goed Nederlands gebruikt worden? Ja, waarom bestaan ze anders?
4 Maakt het voor het antwoord op de vragen 2 en 3 iets uit of het gaat om het bijvoeglijk naamwoord dan wel het bijwoord? Die vraag is minder vreemd dan ze misschien lijkt. Ik denk dat ze te maken heeft met de omstandigheid dat het onderscheid tussen beide woordsoorten niet altijd gemakkelijk te maken is.
Wellicht kan ik dat illustreren met drie zinnen: hij ging ziek naar bed; hij weigerde stellig; hij antwoordde boos. In de eerste zin is ziek een bijvoeglijk naamwoord; in de tweede is stellig bijwoord: hij weigerde op stellige wijze. Maar wat is boos in de derde zin? Wie in dit woord de wijze van antwoorden ziet, zal het een bijwoord noemen. Wie het beschouwt als aanwijzing voor de gemoedsgesteldheid van ‘hij’, betitelt het als bijvoeglijk naamwoord. Althans, dat is de eenvoudigste zienswijze. Er is ook een standpunt dat, ruw geschetst, zegt dat zo'n bijvoeglijk naamwoord altijd bijvoeglijk naamwoord blijft maar het vermogen heeft op te treden als bijwoord of bijwoordelijke bepaling. Dit tegenover ‘consequente’ bijwoorden als hier, nu, morgen, echter, zelfs, dus enz.
5 In welk opzicht verschilt de betekenis van gauw van die van vlug en snell Ik zie tussen deze drie bijzonder weinig verschil, maar in het spraakgebruik kunnen ze niet onbeperkt in afleidingen en samenstellingen worden uitgewisseld. We spreken van een sneltrein, niet van een vlug- of een gauwtrein; er is een kampioenschap snelschaken, en niemand noemt dat vlug- of gauwschaken. Daarentegen heet een schaakpartijtje met heel weinig bedenktijd een vluggertje en niet een gauwertje of een snellertje. En gauwdief, waarin ‘gauw’ de oneigenlijke betekenis behendig of listig heeft, kent niet als synoniem ‘vlugdief’ of ‘sneldief’.
En om tot de aanleiding terug te keren: ‘dit gaat gauwer’ is goed Nederlands.
De Heer J. Prins in Rotterdam heeft kritiek op het gebruik van het werkwoord scoren en samenstellingen als vanuit. Die woorden zijn geen goed Nederlands, stelt hij. Er zijn veel vernederlandste woorden die ‘verfrissend’ worden genoemd, en hij denkt dat schrijvers vaak het goede Nederlandse woord niet eens meer kennen. ‘Hoe drukten we ons vroeger dan in vredesnaam uit?’
Wat vanuit betreft, geloof ik dat Charivarius zich niet zo druk zou hebben gemaakt over de fnaffers en de fnuiters als vanaf en vanuit destijds niet veelvuldig gebruikt werden. En in Van Dale kan de heer Prins lezen hoe ‘vanaf de toren’ normaal is ontstaan uit ‘van de toren af’. Vergelijk het Zuidnederlandse ‘doorheen de stad’.
Verder is het alleen maar natuurlijk dat een taal zich wijzigt. Er zijn grote of minder grote verschillen tussen het taalgebruik van 1400 en dat van 1600, van 1700, van 1800, van 1930 en van 1980. Het zou wel een wonder zijn, als het taalgebruik van 1930/1940 het eindpunt van de ontwikkeling gevormd had. Een deel van die ontwikkeling bestaat uit het overnemen van vreemde woorden, en in 1930/1940 telde onze taal ook al heel veel, meestal oudere, leenwoorden.
De mate waarin men nieuwe uit vreemde talen afkomstige woorden aanvaardt, hangt af van het persoonlijke inzicht. Mij komt het voor dat gemakzucht en onverschilligheid geen oorzaak mogen zijn.
Scoren is zijn Nederlandse loopbaan begonnen als sportterm: het doel treffen en in het algemeen wedstrijdpunten verzamelen. Dit is ongetwijfeld Nederlands. Nu wordt het bij uitbreiding gebezigd voor succes hebben en dergelijke. Een veel verkocht boek ‘scoort hoog’. Is dat nu al Nederlands? Geeft u daarop voor uzelf maar antwoord.
In het februari/maartnummer van dit jaar bleef de vraag onbeantwoord of proeverij borreluurtje betekent of niet; dit naar aanleiding van het ten doop houden van een boek van Max Eglise in Nederlandse vertaling. De heer J.F. den Hertog in Beek, die hierbij aanwezig was, schrijft me dat het een echte proeverij was. De gasten kregen van Eglise les in het proeven, dus beoordelen, van diverse wijnen.
Er rest mij correspondentie voor het volgende nummer.
M.C. Godschalk