Taalcuriosa
Scrabbelen
De fabrikanten van scrabble en boardscript hebben de mensheid veel vermaak geschonken en de verkoop van woordenboeken positief beïnvloed, maar van woordfrequentie hebben zij geen kaas gegeten.
Bij het scrabbelen leveren a, d, e, i, n, o, r, s en t één punt op; g, h en l twee punten; b, c, m en p drie punten; j, k, u, v en w vier punten; f vijf punten; z zes punten; x en y acht punten en q tien punten.
Dit getuigt van een diepe minachting van de werkelijkheid, zoals ieder die de moeite neemt om van een willekeurige krantepagina de letterfrequenties te turven, zal beamen. Alleen de e neemt al twintig procent voor zijn rekening. Als deze letter op één punt gesteld wordt, zou de a al voor twee moeten gelden, de h voor tien en de j voor twintig. De q en de x zouden ver over de duizend gewaardeerd moeten worden.
Het tellen zou een hels karwei worden. Een simpel woordje als ‘qua’ zou het spel in één klap vrijwel zeker beslissen, zeker met een van de letters op een oranje of een rood veld. Nu levert dat woord doorgaans ongeveer twintig punten op. Bij een op de werkelijkheid afgestelde telling zou dit moeiteloos in de tienduizenden lopen.
Het is begrijpelijk dat de fabrikanten voor een eenvoudiger methode gekozen hebben. Er zou immers een pocketrekenmachientje bij het spel geleverd moeten worden en dit zou de prijs drastisch opdrijven.
Het feit dat de Engelse telling zonder aanpassingen is overgenomen, toont aan dat de fabrikanten helemaal niet zijn geïnteresseerd in een met de werkelijkheid verband houdende telling. De eigen telling is een spelaspect geworden.
Het meest curieuze is dat de Nederlandse fabrikanten er niet in zijn geslaagd een Nederlandse naam voor het spel te bedenken. ‘Woordcijferen’ is een suggestie, maar wellicht zijn betere namen te vinden.
J. Welling
Best