schrijven uit angst fouten te maken en dus voor dom te worden versleten.
Deze angst om jezelf kenbaar te maken als iemand die niet of niet goed kan lezen en schrijven, is iets wat ze allemaal gemeenschappelijk hebben. Dit is dan ook een belangrijk thema in de lees- en schrijfcursussen. In onze cultuur is het nog steeds zo dat taalvaardigheid en vooral schriftelijke taalvaardigheid een zwaarwegend beoordelingsinstrument is.
Mensen zeggen ook zelf dat ze dom zijn als ze naar de cursus komen. Ze willen het nog een keer proberen. Als ze al komen, een groot deel zal niet over de drempel komen en het stigma ‘te dom’ accepteren.
Vrijwel alle deelnemers zijn uit de laagste klassen van de samenleving afkomstig. Het zijn ongeschoolde handarbeiders, werklozen en huisvrouwen uit de arbeidersbuurten van stad of dorp. De leeftijden variëren, het gemiddelde ligt tussen 25 en 45 jaar. De laatste tijd is een bescheiden toestroom merkbaar van steeds jongere mensen (zelfs 15-, 16-jarigen in een enkel geval).
Drie elementen horen onverbrekelijk bij elkaar en vormen de essentie van het probleem analfabetisme: de sociale laag waartoe men behoort, een onderwijssysteem dat niet op die laag, op hun taal, cultuur en ervaringen gericht is en een maatschappij die eist dat iedereen kan lezen en schrijven en daarmee zij die dat niet kunnen, in de verdomhoek zet.
Kortom analfabetisme is primair een maatschappelijk probleem.