Kindergrammatica
Sommigen denken misschien dat een grammatica van twee-woordzinnen wel eenvoudig zal zijn, maar toch blijkt het bijzonder moeilijk deze uitingen goed te beschrijven.
In de fase van de twee-woordzin zien we vaak dat een kind een paar woorden heel frequent gebruikt, bij voorbeeld ‘aan’, ‘niet’, en deze voor of achter de zogenaamde lexicale woorden plaatst. De korte, veel gebruikte, woordjes fungeren dan als spil voor de eigenlijke mededeling. Voor of na ‘niet’ kan dan komen:
wilnie (ik wil niet)
mânnie (dat mag je niet doen)
nie bed (ik wil niet naar bed)
nie dinke (ik mag mijn bordje niet
als beker gebruiken).
Het onderscheid spilwoorden-lexicale woorden doet denken aan de grammaticale onderscheiding in functiewoorden en inhoudswoorden in de volwassenentaal. Inhoudswoorden zijn de zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, bijwoorden en werkwoorden. Tot de functiewoorden rekent men onder andere lidwoorden, voorzetsels en voegwoorden, dus woorden die worden gebruikt om inhoudswoorden te verbinden.
Toch was bij onze kinderen het onderscheid spilwoord-lexicaal woord niet duidelijk vast te stellen. Veelvuldig kon ik uitingen noteren met twee spilwoorden ‘niet-aan’ (ik wil geen kleren aan) of met twee inhoudswoorden ‘ete bed’ (er liggen broodkruimels in bed). Een ander hezwaar is dat door dit onderscheid de verschillen in betekenisrelatie niet duidelijk worden.
Neem bij voorbeeld de volgende drie uitingen:
mama pakke - ik wil dat mama
mij pakt
mama pakke ik ga mama
pakken
mama geve - ik ga dit aan mama geven.
De eerste twee uitingen zijn oppervlakkig gezien gelijk, maar in de eerste is ‘mama’ onderwerp en in de tweede lijdend voorwerp. In de derde uiting heeft ‘mama’ de functie van meewerkend voorwerp.
Ook de twee-woordzinnen vertonen al een structuur waarin veel meer onderscheidingsmogelijkheden aanwezig zijn dan men op het eerste gezicht zou vermoeden. Eigenlijk hanteert een kind van ongeveer 20 maanden al een volwassen telegramstijl. Maar juist wanneer je je begint af te vragen waarom die kleine mensjes altijd ‘wilniet’ en nooit ‘niewil’ zeggen, of waarom ze ‘bednie’ ongrammaticaal vinden en, ook op ongepaste momenten, altijd ‘niebed’ zeggen, zijn ze alweer een fase verder en zeggen ze ‘wil nie bed’. En daarna worden de zinnen heel snel langer.