Indisch, Indiaas
Tegen het stuk van B. Evenhuis in ‘Onze Taal’ van juni 1983 over Engelse insluipsels heb ik - afgezien van de verongelijkte toon - weinig in te brengen. Dit weinige betreft de uitsmijter, dat ‘Indiaas’ maar één letter verschilt met in-dwaas.
Evenhuis meent dat deze monstruositeit is ingeslopen via radiotaal en niet-besefte verschillen in uitspraak. Het woord is echter gevormd toen de staat India zelfstandig werd.
Voor de hand had gelegen Indië en Indisch te gaan zeggen en schrijven, zoals we voordien Brits-Indië en Brits-Indisch bezigden. Dit kon niet om twee redenen. De eerste was dat India maar een deel van Brits-Indië vormde. Belangrijker was dat op dat moment vrijwel iedere Nederlander onder ‘Indië’ iets anders verstond.
Het moest dus India blijven.
Nu het bijvoeglijk voornaamwoord. ‘Indisch’ was uitgesloten om de genoemde reden. ‘Indiaans’ (vergelijk Italiaans) wekte verwarring met Amerikaanse roodhuiden. Zo werd ‘Indiaas’ geconstrueerd en aanvaard door de overheid, de uitgevers en de hoofdredacteuren van persorganen en de omroepen.
Ik besef wellicht beter dan Evenhuis dat afspraken, gemaakt door hoofdredacteuren, niet feilloos behoeven te zijn. Maar ze als een ingeslopen monstruositeit te typeren, is mij wat al te radicaal.
G. Alb. van Dongen
journalist, Rotterdam