Reacties
Schrijftaal en doe-taal van Anton Dreesmann
Reeds vele jaren ben ik een trouw en nauwgezet lezer van ‘Onze Taal’ en het stukje ‘Nederlands...’ in het jongste meinummer las ik dan ook met belangstelling.
Publicaties van mijn hand beslaan enige duizenden pagina's, merendeels in de Nederlandse taal geschreven en voornamelijk wetenschappelijk georiënteerd. Dit Nederlands is steeds bijzonder zorgvuldig geredigeerd, en het munt naar het oordeel van anderen uit door een sterk beeldend vermogen. Daarom wellicht vormde bij voorbeeld een citaat enkele jaren geleden onderwerp van een eindexamen Nederlands middelbaar onderwijs.
Ik houd gaarne proeven van bekwaamheid ter kritische beoordeling gereed; men zal daarin geen fouten en/of vermijdbare verontreinigingen van het Nederlands aantreffen.
Een geheel andere wereld treedt men binnen zodra niet meer beschouwd maar gehandeld moet worden: de taal vanaf de commandobrug op een westers georiënteerd schip. Dan ontkomt men niet aan het internationaal jargon dat sterk door angelsaksische doe-taal is beïnvloed.
Voor het taalgebruik in de informatica (zie het slot van het hoofdartikel in ‘Onze Taal’ nummer 5, 1983) geldt hetzelfde als voor dat op het olieplatform, in de luchtvaart en in de ‘marketing’, dat míĵn vak is.
Overigens ben ik van oordeel dat vele journalisten in Nederland niet kunnen lezen en niet kunnen schrijven, al geldt dit zeker niet de heer Terlingen. De meeste schrijvers in dagbladen zijn immers helemaal geen journalisten maar reporters, die iedere dag hun stukjes - slechts half verteerd - nog vóór de ‘deadline’ moeten inleveren.
Laat dit de moraal van onze gedachtenwisseling zijn:
1 Een scherp onderscheid tussen de zorgvuldig overwogen schrijftaal van een auteur en de door journalisten opgetekende doe-taal van de ondernemer blijft noodzakelijk;
2 Ik zal mijn doe-taal wat meer van angelsaksische elementen trachten te zuiveren.
A.C.B. Dreesmann
Laren