Van Woord tot Woord
De / het mens
Wij spreken over man en vrouw, waar men het vroeger - en in sommige delen van ons taalgebied ook nu nog - had over man en wijf en waar men nòg vroeger weer en wijf gezegd moet hebben. Weer, een woord dat overeenkomt met het Latijnse vir, is bewaard in weerwolf, de benaming voor een man die zich in een wolf kan veranderen. Man was oorspronkelijk ‘sexe-neutraal’, zoals ook de heer D. de Vries in het februari/maartnummer (p. 33) van ‘Onze Taal’ al naar voren bracht. Bij zijn opmerking over man in de betekenis van ‘mens’ verwijst hij naar het Engels, maar hij had best wat dichter bij huis kunnen blijven. Ook in het Nederlands zijn er nog tal van resten die aan die oude betekenis herinneren. Verborgen, zoals in iemand/niemand - ‘een/geen enkel mens’ of in de verzwakte vorm men - ‘de mensen’ (in het Duits man), maar ook heel openlijk in bepaalde gebruikswijzen en uitdrukkingen.
Van Dale noemt ‘mens’ zelfs als eerste betekenis onder de lemma man. Als voorbeelden daarbij geeft hij onder andere: ‘Als de nood aan de man komt’ en ‘Zij kregen een gulden de man.’ Als je zegt: ‘Er werden twintig man ontslagen’, kunnen daarmee zowel mannen als vrouwen worden bedoeld. De laatste tijd hoor je nogal eens zinnen als ‘Ons team bestaat uit drie manen vier vrouw’, zinnen voortspruitend uit een verkeerd soort feministische emancipatiedrang en getuigend van taalkundig onbegrip. Man sluit de vrouwen al in en vrouw kan niet als meervoudsvorm voorkomen. Vroeger waren er meer woorden die in het meervoud geen uitgang hoefden te krijgen dan nu, maar vrouw heeft daar nooit bijgehoord. Wel een woord als bij voorbeeld been, wat nog te zien is in de uitdrukking ‘op de been blijven’. Tenslotte kun je op één been niet staan.