Variëteit en variété
Wie gaat vaker naar de dokter, hij die zich om het jaar of hij die zich elke twee jaar laat onderzoeken? Zo parafraseer ik een strikvraagachtige opmerking van de heer E.J. Polak in Middelburg. Mijn antwoord hierop is: de eerste gaat vaker. Om de vijf minuten betekent iedere vijf minuten, om het halve uur is ieder half uur, om de maand is elke maand.
De ongetwijfeld bestaande verwarring wordt mijns inziens veroorzaakt door het naast elkaar gebruiken van om de dag en om de andere dag; hiertussen lijkt geen verschil te bestaan. Maar om de dag is elke dag en andere betekent hier tweede, als in ‘eenmaal, andermaal’, ‘aan de andere kant’ enz. Om de andere dag is dus: om de twee dagen. Dokters en apothekers kennen dit blijkbare misverstand; zij gebruiken aanwijzingen als: ieder uur een eetlepel, één tablet per dag. Zo vermijden ze elke dubbelzinnigheid.
Mevrouw Meerdink Veldboom in Zeist vestigt onze aandacht op een nieuw woord. Er bestaat voor een deel van haar gemeente een ontwerpbestemmingsplan, waarin volgens de ‘Nieuwsbode’ onder meer wordt geëist het ‘wegbestemmen van ongewenste bedrijvigheid’. Ze voegt eraan toe, dat de term afkomstig is van het gemeentelijke bureau voorlichting en ze verwerpt hem, want bestemmen heeft een positieve betekenis.
‘Wegbestemmen’ is, zeker voor een overheidsinstelling, een cynisch woord; het wekt de indruk dat men iets lastigs op een handige maar niet helemaal respectabele wijze doet verdwijnen, zonder dat daarvan in het geval in kwestie sprake hoeft te zijn. Het heeft ook iets sarcastisch, en hierdoor is het vergelijkbaar met woorden als wegpromoveren. Naar mijn mening kan men bij dergelijke woorden van een oneigenlijk taalgebruik spreken.
In de door de Staatsuitgeverij gepubliceerde tekst van de herziene Grondwet leest men in artikel 6, eerste lid: ‘Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te beleiden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.’ Mevr. E. Hamers-Asselbergs in Heerlen reikt ons dit fraais aan. Ik ben er niet eens van geschrokken: dit is maar een van de vele voorbeelden die aantonen dat het in ruimere kring dan men vaak denkt, schort aan de elementaire kennis van het Nederlands, of het nu spelling, grammatica of stijl betreft. En ‘Onze Taal’ heeft eerder over het nu volgende onderwerp geschreven, maar mevr. J.M.A. Oud-Dinaux in Wassenaar ergert zich aan het woordje ooit wanneer dit wordt gebruikt in de betekenis wel eens: ‘Hij heeft dat ooit gezegd.’ Ze vraagt of het woord misschien alleen in een vragende zin geplaatst kan worden. Nee, want het past ook heel goed in een niet-vragende: ‘Als je hem ooit mocht zien, zeg hem dan...’
Maar het lijkt dat in de opvatting van mevr. Oud en haar vele medestanders die niet-vragende zin geen hoofdzin mag zijn. ‘Ooit’ als ‘wel eens’ schijnt uit de gewestelijke (Zuidnederlandse?) in de algemene taal binnengedrongen te zijn.
Is ietsjes, dat ik al tientallen jaren hoor en dat me toch steeds weer opvalt doordat ik het ongewoon vind, ook van gewestelijke oorsprong? Ik hoor en lees zinswendingen als ‘Het kabinet heeft de Kamer in dit opzicht wel ietsjes toegegeven’ en ‘Jan Raas was in de eindsprint net ietsjes sneller dan Joop Zoetemelk’. Ik kende dit woord niet. Evenmin als ietsje zonder het voorafgaande onbepaalde lidwoord. Mèt dat lidwoord is er niets aan de hand: een ietsje suiker, een ietsje meer, een ietsje later. Dit is dan een zelfstandig naamwoord, zoals ‘een beetje’. Maar nu las ik: ‘Haar bovenlip lijkt me ietsje aan de stijve kant’ (tussen twee haakjes: zó uit het Engels), en dat klinkt me weer vreemd in de oren. Bovendien worden zo ietsjes en ietsje door elkaar gebruikt. De grammatici houden zich, voor zover ik heb nagegaan, met dit woordgebruik niet bezig.
In zijn helaas op een na laatste bijdrage schreef de heer D. de Vries (februari/maart) dat de oorspronkelijke betekenis van man ‘sexe-neutraal’ is, namelijk mens ‘Zie het Engels.’ Mevr. Mart Janssonius in Hilversum merkt op, dat we dit ook dichterbij kunnen vaststellen. ‘Elke rechtgeaarde Brabantse spreekt namelijk niet van mijn man maar van mijn mens.’
Toch zie ik een verschil: de heer De Vries schreef dat man in de eerste plaats mens betekent; mevr. Janssonius zegt dat mens ook man betekent.
M.C. Godschalk