Mode en stand in meisjesnamen
Meisjesnamen - men zegt nooit vrouwennamen - blijken evenzeer aan mode onderhevig te zijn als vrouwenkleding. Vóór de eerste wereldoorlog kregen de meisjes nog veellettergrepige namen als Elisabeth, Cornelia, Jacoba, Johanna, Wilhelmina, Frederika. Die namen komen we nu nog wel tegen, maar de jeugdige draagsters ervan krijgen dan toch meestal een verkorte vorm als roepnaam: Beppie, Joke, Hella enzovoort.
Veelvuldig zijn nog de namen op -ie: Jannie, Alie, Hennie, Willie, Gerrie, Trudie. Als ik denk aan de draagsters van deze namen in mijn eigen familie-en kennissenkring, kom ik tot de (voorzichtige) conclusie dat dit soort naamgeving kort na de eerste wereldoorlog is opgekomen; de oudere familieleden naar wie zij genoemd zijn, hadden meestal je-namen: Aaltje, Hendrikje enzovoort.
Ouder dan deze ie-namen zijn de ‘uitheemse’ op -y: Kitty, Carry, Jenny, Lucy. Ze behoorden duidelijk tot een maatschappelijk wat meer ‘gezeten’ klasse en klonken in veler oren gedistingeerder dan de Nederlandse ie-namen. De schrijfster Carry (!) van Bruggen betoogde in 1925 dat dit ‘deftiger’ klinken onzin is: ‘Hoe gedistingeerd klinkt: Lucy, Nancy en Cissy, - hoe plat daarentegen Guussie, Janssie en Krissie.’
De schrijfster heeft in zoverre gelijk dat het verschil in niveau hier niet op de klank berust, maar daarmee is niet gezegd dat hier alleen maar sprake is van inbeelding. Het verschil dat gevoeld wordt, berust wel degelijk op een ‘talig’ gegeven, om het met een moderne term te zeggen. Het tweede drietal, waarvan de stam op -s eindigt, valt door de ie-vorm samen met de verkleinwoorden van zelfstandige naamwoorden in de volkstaaluitspraak, die als onbeschaafd wordt beschouwd: huissie, tassie, vissie. Mensen die er prijs op stellen tot de beschaafde burgers te behoren, vermijden dergelijke roepnamen voor hun kinderen. Dit geldt eveneens voor namen op f, k en p. Omdat schroefie, hoekie en koppie tot het platte taalgebruik behoren, zijn roepnamen als Afie, Riekie en Miepie taboe. Dit bezwaar geldt niet voor namen waarvan de stam eindigt op l, m, n, r en t. Paal, raam, kan, boer en fluit kunnen in de verkleinvorm nooit uitgaan op -ie; daardoor kunnen meisjesnamen op deze medeklinkers wèl een -ie krijgen zonder het gevaar