Van Woord tot Woord
Van Kerstmis tot Pinksteren
De vorige keer - vóór het themanummer over woordenboeken - was er nog sprake van Kerstmis, dit stukje schrijf ik vlak voor Pasen en wanneer u het leest, is het pinkstertijd. Toch wil ik - naar aanleiding van een lezersbrief - weer even terugkomen op Kerstmis. Dit feest wordt in het Duits Weihnachten genoemd: de heilige nacht. Het eerste gedeelte van Weihnachten komt overeen met het Nederlandse wij- in wijden en wijwater. De ‘lange -ij-’ in het Nederlands is steeds ontstaan uit een langgerekte -ie-. Zo ook de -ij- in wij-. Dialectsprekers weten wel dat in veel woorden het Standaardnederlands een -ij- heeft, waar zij een -ie-uitspreken. Maar deze -ie- bestaat soms ook nog in de standaardtaal, bij voorbeeld in wierook, dat ‘heilige rook’ betekent.
In een brief van 9 december schrijft de heer M.C. Peters dat het zo merkwaardig is dat iedereen Wijchen als Wiechen uitspreekt. Ik vind het eigenlijk vreemder, dat er een -ij- wordt gespeld. Het lijkt dan alsof de overgang van -ie- naar -ij- wel heeft plaatsgevonden, terwijl dit juist niet het geval is. Wiechen is een beetje te vergelijken met wierook. De herkomst van de naam is niet helemaal zeker, maar de lange -ie- wel. Het eerste gedeelte van Wijchen is misschien ook hier het bijvoeglijk naamwoord dat ‘heilig’ betekent, maar er wordt ook gedacht aan een verder uitgestorven zelfstandig naamwoord wiech/wijch ‘strijd’.
Kerstmis heet in (Zuid-)Duitsland anders dan in Nederland en Pasen ook. Aan de joodse religie danken wij ons woord Pasen. In het Hebreeuws luidt het pesach en in het Aramees, de taal van Palestina tijdens het leven van Christus, pescha. De vovm pescha heeft het Grieks ontleend en verbasterd tot paska en het Latijn tot pascha. Door volksetymologie werd het woord in het Vulgair Latijn, het volkslatijn, vervormd tot pascua. Pascua was een al bekend woord, dat oorspronkelijk ‘weide’, maar later ook ‘voedsel’ betekende. En voedsel was uiterst welkom na de lange vastentijd! De meervoudsvorm bij pascua heeft uiteindelijk het Franse woord Pâques opgeleverd. De benaming pascha-pascua voor het Christelijke paasfeest verbreidde zich via Frankrijk, over Keulen, het Rijnland, Westfalen en de Nederlanden naar Noord-Duitsland, het aartsbisdom Hamburg-Bremen, en kwam vandaar door missionering in de Scandinavische landen terecht. In Noordduitse dialecten noemt men het feest Paasche of Paasche en in Zweden Påsk(a).
In het Standaardduits wordt gesproken van Ostern, te vergelijken met het Engelse Easter, een benaming die duidelijk te maken heeft met de windrichting oost (Duits ost, engels east). Sommige etymologen zeggen, dat Ostern / Easter oorspronkelijk de naam van het voorchristelijke, het heidense lentefeest zou zijn geweest. De Engelse geschiedschrijver Beda uit de achtste eeuw heeft namelijk gemeld, dat de Angelsaksen april Eastur-monath noemden naar de heidense godin Eoastra, de oostergodin, de godin van het morgenrood. Het woord oost is verwant met het Latijnse aurora en betekent ‘morgenrood’.
Grimm - de man van de sprookjes, maar ook een bekend taalkundige - zei in de vorige eeuw, dat de naam van de Germaanse morgenroodgodin die in het Engels Eostra heette, in het Duits Ostara moest zijn geweest. Die Ostara zou van een ochtendgodin een lentegodin geworden zijn en zou zo haar naam aan het lentefeest hebben gegeven. De tegenstanders van deze verklaring zeggen dat dit absurd is. De hele theorie is opgebouwd rond één mededeling van Beda. Een lentegodin is verder nergens bekend. Zij hebben een andere verklaring. Ostern / Easter zou geen heidense maar een christelijke benaming zijn, een vertaling uit het Latijn van een christelijke eredienst. De Latijnse liturgiediensten vroeg op paasmorgen werden wel albae of albae paschales genoemd. Albae is het meervoud van alba, en alba is het vroege morgenlicht. In de albae herdacht men de wederopstanding van Christus uit het graf in de vroege ochtend. De vertaling van albae in het Duits en het Engels levert Ostern en Easter op: dat wat zich afspeelt in het morgenrood. Een niet onaannemelijke verklaring.
Voor het feest op de vijftigste dag na Pasen hebben wij in ons taalgebied twee benamingen (gehad), die beide ‘de vijftigste dag’ betekenen, Sinxen in het zuiden en Pinksteren in het noorden. Sinxen is een vervorming van het Latijnse quinquagesima en Pinksteren van het Griekse pentekoste. Kerstmis en Pasen kwamen als christelijke feesten in de plaats van oude heidense hoogtijdagen. Pinksteren niet. Het is van oorsprong een christelijk feest, al zijn er folkloristische gebruiken van het heidense lentefeest naar Pinksteren verschoven. Want op Pinksteren is het meestal wel goed weer!
Marlies Philippa