De taalkundige als onwetende
De bijdrage van P.C. Paardekooper in ‘Onze Taal’ van januari 1983 (De taalkundige als bewaker van de taal) eindigt met de vermelding dat de auteur hoogleraar taalkunde is in Kortrijk. Dan zou je wel moeten mogen verwachten dat die taalkundige wetenschappelijk degelijk onderbouwde beweringen doet, dat hij zijn uitspraken over de taalgebruikswerkelijkheid baseert op ernstig onderzoek van hemzelf of anderen en niet op hyperindividuele impressies, en dat hij rekening houdt met wat wetenschappers geschreven hebben over de onderwerpen waar hij uitspraken over doet (bij voorbeeld argumentatietheoretici, mensen die zich met conversatie-analyse en verbale interactie bezighouden, sociolinguïsten, onderwijstaalkundigen e.a.). Niets van dit alles blijkt uit Paardekoopers stuk, integendeel. De opvatting die Paardekooper over ‘sociaal’ en ‘asociaal’ taalgebruik huldigt, laat zien dat hij geen enkel besef heeft van de sociaal-psychologische mechanismen die spelen wanneer mensen, bij voorbeeld een dokter en zijn patiënt, met elkaar omgaan. Als hij alleen al maar eens de Aulapocket Sociolinguïstiek had gelezen, dan had hij geweten dat sociaal taalgebruik iets heel anders is dan hij nu voorstelt.
Als Vlaams taalkundige en moedertaaldidacticus ga ik steigeren als Paardekooper schrijft: ‘Helaas zijn de taalomstandigheden in Vlaanderen nog altijd erg abnormaal, en een van de belangrijkste problemen van de kultuurtaal-bewaking is de normalisering van de taaltoestanden in Vlaanderen.’ Hoewel Paardekooper al vele jaren in Vlaanderen verblijft, heeft hij de Vlaamse taaltoestanden nog altijd niet begrepen. Bij wat hij schrijft, kan ik me niet van de indruk ontdoen dat hij van de publikaties van Vlaamse sociolinguisten over dit onderwerp geen jota gelezen heeft: bij voorbeeld L. Beheydt, K. Deprez, G. Geerts, G. de Schutter, J. van den Broeck, R. Willemyns.
Veel Vlamingen, ik neem aan de meerderheid, hebben een Nederlands dialect als moedertaal, en ze gebruiken dat ook als voertaal in een aantal situaties. In andere situaties gebruiken Vlamingen geregeld een soort superregionaal Zuidnederlands. Dat doe ikzelf bij voorbeeld als ik met mijn buurvrouw praat, omdat ik het dialect van het dorp waar ik woon, niet ken, en me van haar ook niet wil desolidariseren door met haar standaardtaal te praten: als gepensioneerde boerin beheerst zij die immers niet actief. En tenslotte kunnen zeer veel Vlamingen standaardtaal praten. De standaardtaal in Vlaanderen is wezenlijk dezelfde als die in Nederland, zij het dat ze met een ander accent wordt gesproken, en dat er specifieke zuidelijke woordkeuzen, stijl- en registernuances, en zinsconstructies in zitten. Niemand is in staat een schatting te maken van het aantal Vlamingen dat de standaardtaal produktief beheerst. Receptieve beheersing hebben zowat alle Vlamingen, ze kijken immers bijna allen zowel naar de Vlaamse als de Nederlandse televisie.
Is er bezwaar tegen dat de meeste Vlamingen een zuidelijke variëteit van de Nederlandse standaardtaal schrijven of spreken? Ik zie er geen. Met onze variëteit van het Nederlands worden we in Nederland heel goed begrepen, en de verschillen tussen de noordelijke en de zuidelijke variëteit zijn klein genoeg om geen hinderpaal te vormen voor anderstaligen die Nederlands leren. De verschillen tussen Brits en Amerikaans Engels zijn duidelijk veel, veel groter.
Paardekooper begrijpt ook niet, of wil niet accepteren, dat niet-standaardtaalvariëteiten een eigen sociale en/of communicatieve functie hebben. Vandaar dat er op de Vlaamse televisie feuilletons worden vertoond (in P's termen: ‘pretuitzendingen’) waarin ook Antwerps, Oost- of Westvlaams wordt gesproken. Vandaar dat er ook dialectzangers zijn (Wannes van de Velde, Walter de Buck, Willem Vermandere e.a.), die zich overigens in de standaardtaal laten interviewen. En ligt het niet voor de hand dat de proletariërs in een naturalistisch toneelstuk van Cyriel Buysse dialect praten en de bourgeois Frans?
Als Vlamingen geen standaardtaal spreken, kan dat te wijten zijn aan het feit dat ze binnen hun milieu aan de standaardtaal geen behoefte hebben, of dat ze behoren tot de zogenaamde sociaal gedepriveerden. Heel wat Vlamingen beheersen wel de standaardtaal, maar gebruiken ze niet in alle situaties. En dat is niet omdat ze, zoals Paardekooper denkt, grote complexen met betrekking tot de Nederlanders of het abn zouden hebben. Wel omdat ze taal- en communicatievaardig zijn: zij hebben de vaardigheid die taalvariëteit te kiezen die in de gegeven situatie het best geschikt is.
In één opzicht zijn de taalomstandigheden in Vlaanderen wel nog abnormaal: geregeld vinden sommige mensen het nodig nog eens te zeggen dat de taalomstandigheden er zo abnormaal zijn! Vaak behoren die mensen tot de al wat oudere generatie, die nog school heeft gelopen in de tijd dat het Frans de elitetaal was en dat maar weinig mensen het Algemeen Nederlands actief beheersten. Propaganda voor de standaardtaal, ten koste van de dialecten, was toen nodig in het kader van het emancipatieproces van de Vlamingen (de Vlaamse Beweging). De vaak sociaal bewogen voorvechters van de Vlaamse emancipatie wilden de Franstaligen van antwoord kunnen dienen, en daartoe was er een gemeenschappelijke ‘cultuurtaal’ met Nederland nodig.
Die tijd behoort voor de generaties van nu, en zeker voor de opgroeiende jeugd, tot het verleden, maar sommige mensen in Vlaanderen hebben dat nog niet begrepen. Onder hen zijn er onderwijsinspecteurs en politici, maar ook mensen als Paardekooper. Zij analyseren de taalsituatie in Vlaanderen nog altijd alsof we nog in de jaren dertig leefden. Zij realiseren zich nog niet dat de eerste opdracht van de school nu is de jongeren kansen te bieden om zo taal- en communicatievaardig als mogelijk te worden, en dat de strijd om de standaardtaal in feite al lang gestreden is. Ik vind het dan ook bijzonder jammer dat mensen als Paardekooper, ongehinderd door enige serieuze kennis van zaken, deze inspecteurs (gelukkig zijn er al heel wat die er anders over denken!) en politici in hun simplistische en onrealistische denkbeelden steun geven. Dat is voor mijn gevoel een dieptepunt van sociaal gedrag.
Fr. Daems
Universiteit van Antwerpen
Voorzitter von-Vlaanderen