Het Rijmschap
En sprak: Thans is het tijd!
Zitten vaak stuiptrekkend
Het Rijmschap signaleert en prijst, hekelt en geselt, maar het biedt ook áán. Deze maand vertonen wij u het Ollekebolleke, een achtregelige verschijningsvorm van uitbundig plezierdicht. Plezierdicht, maar dat wist u hopelijk al, is vrijwel nooit structuurloos. In de bloemlezing Ik wou dat ik twee hondjes was van Vic van de Reijt (werk van Nederlandse nonsens- en plezierdichters) staat bij voorbeeld bijzonder weinig dat niet rijmt. Voor een gevorderd plezierdichter echter is het rijm een vanzelfsprekendheid, hij wil méér. Hij bekeert zich tot de klassieke vormen als sonnet (ja!), rederijkersballade (hoera!), limerick (mwoh!) en ollekebolleke. De plezierdichter kiest zich een veeleisende maar inspirerende tegenstander: de versvorm; het lezerspubliek wacht een pittig eindresultaat: het gedicht.
Is het ollekebolleke werkelijk een klassieker? Het verleden laat me voor een deel in de steek. Als uitvinder van het patroon geldt Anthony Evan Hecht, een Amerikaanse professor die in 1932 werd geboren. Toch verwierf de Higgledy-piggledy of Double dactyl al een vermelding in mijn Dictionary of literary terms (J.A. Cuddon). Bovendien bleek het genre een succes, ik citeer uit een juryrapport van New York Magazine:
Bored by requests for some
‘Here's my Fifth Symphony:
In Nederland verschenen tot op heden - na introductie door mijn Rijmschapwederhelft - ten minste twee bundels met ollekebollekes, Vic van de Reijt nam enige exempelen op, prozaïsche vrienden van mij blijken verzot op het genre, ikzelf kan bij tijd en wijle niet slapen... (zie boven)
Ollekebollekes, Polzer, plezierdichter, wat zijn de regels? Hoe leeft men die na? Geef ons een duidelijk systematiekadvies en hou het enigszins grappig, H.H.!
Ivo de Wijs
(voorbeeld)
(toelichting)
Over twee regels verspreid
Prozaïscher gezegd: tweemaal vier regels, waarin regel 1 een toepasselijke overpeinzing, uitroep, aanhaling of wat ook mag zijn; regel 2 het thema benoemt; de regels 3 en 4 samen 10 lettergrepen bevatten (evenals de regels 7 en 8); regel 6 uit één woord bestaat, met de hoofdklemtoon op lettergreep 4; en regel 8 rijmt op regel 4. Metrum is dactylus: twee stuks in regel 1, 2, 5 en 6; drie + 1 lettergreep voor de tweede helft van beide strofen. Geen enjambement tussen de regels 4 en 5.
Het voorschrift aangaande regel 2 is in de toelichting noodgedwongen genegeerd, en trouwens niet al te stringent: elk essentieel element van de inhoud - als in Ivo's creatie, zie aanhef - is voldoende. Wel moeten de regels 1 en 2 precies sluiten; een regel als Nee maar, wat aardig! De slobbert: Nou, dat ontbrak er nog schiet te kort. Mutatis mutandis voor regel 2.
Metrum, grammatica, zinsbouw en rijm zijn correct; het betoog snijdt hout. Een ollekebolleke beroept zich niet op dichterlijkheid; het is vakwerk. Moeilijk? Niet als u doelmatig te werk gaat: raadpleeg Het Rijmschap of het misschien nog niet verschenen Handboek voor Plezierdichters (uitgaven van Bzztôh). Tal van namen - bestaand of construeerbaar - lenen zich voor regel 2, met het rijm hoeft niemand te worstelen en wat regel 6 betreft: de Nederlandse taal is allerinschikkelijkst. Probeer het, krijg het onder de knie en ontdek hoeveel u met die versvorm kunt doen. Stuur ons bewijzen van uw vaardigheid (die gegarandeerd enthousiasme met zich meebrengt). De beste ollekebollekes worden geplaatst, dus wat let u?
Afgezien van eventuele onsterfelijkheid krijgt u in elk geval de kans om uw hart eens te luchten. Prachtig, zo'n kruisraket! Net wat ik hebben wou! Jammer - het komt er voorlopig niet van...
Maar zou bij voorbeeld een dysenteriebacil ook geen goed middel zijn tegen Mient Jan?
H.H. Polzer