Onze Taal. Jaargang 52
(1983)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 48]
| |
Van Woord tot Woord
| |
TekentaalIn etymologische woordenboeken komen enkele tekens voor, die in ‘gewone’ woordenboeken ontbreken. <betekent ‘is ontstaan uit’ en> ‘is geworden tot’. En dan zijn er de sterretjes, de asterisken, die voor vormen staan die niet aangetroffen zijn. Engels (p. 18)Ga naar eind1 zegt iets over die sterretjes in een Frans etymologisch woordenboek. Hij neemt aan dat iemand de oorsprong wil weten van het werkwoord tenir. Die vindt dan het volgende: ‘tenir < Lat. *tenire.’ Engels vervolgt aldus: ‘Het sterretje geeft aan, dat het klassieke werkwoord niet tenire is (u weet: het is tenere), maar dat het na-klassiek Latijn is. We noemden zoëven terloops het Nederlandse woord grief. Dit vindt u bij voorbeeld met de formule *grevis. Aangezien het woord grevis echter niet gevonden is, heeft het hier weer een andere betekenis, en wel: “heeft misschien in het latere Latijn bestaan”. Neemt u ten slotte het bekende Franse werkwoord tutoyer, tutoyeren = “jij en jou zeggen”, dan zult u wel in een woordenboek de formule tuteare met een * aantreffen. Nu heeft er ongetwijfeld nooit een Latijnse vorm tuteare bestaan. Wat betekent dan hier het sterretje? Natuurlijk niet zonder meer dat “tuteare niet bestaan heeft”. Men kan moeilijk een woord afleiden van een ander woord dat niet bestaat. Neen, men noemt de vorm met een * hier een reconstructie, een veronderstelde vorm, of ook wel theoretische basis.’ Tot zover Engels. Inderdaad niet eenvoudig, die tekentaal. | |
Het ideaalOver de inhoud en opzet van etymologische woordenboeken is heel wat te zeggen. De romanist MalkielGa naar eind2 heeft er een compleet boek aan gewijd! De voorwaarden waaraan een ideaal etymologisch woordenboek zou moeten voldoen, staan in een artikel van de slavist Kiparsky (p. 216-220)Ga naar eind3. Alle in een taal voorkomende woorden (oorspronkelijke en vreemde woorden; wortelwoorden en afleidingen/samenstellingen), inclusief namen, zouden erin moeten staan, de geschiedenis van elk woord zou uitvoerig beschreven moeten zijn, alle vergelijkbare woorden in verwante talen zouden moeten worden gegeven en men zou er iedere gewenste literatuurverwijzing in moeten kunnen vinden. Hij vergelijkt etymologische woordenboeken uit verschillende talen en bekijkt in hoeverre zij aan het utopische ideaal beantwoorden. | |
NederlandsVoor het Nederlands zijn er in feite vier bruikbare etymologische woordenboeken. Het oudste is J. Vercoullie's Beknopt Etymologisch Woordenboek der Nederlandsche Taal. Inderdaad beknopt: hij geeft de oudst voorkomende vormen en somt de vormen uit verwante talen op. Maar er is nauwelijks uitleg over klank- en betekenisontwikkeling, afwijkende opvattingen worden vrijwel niet besproken en bibliografische verwijzingen ontbreken. Het Etymologisch Woordenboek der Nederlandsche Taal van Franck-Van Wijk is heel wat uitgebreider. Veel belang wordt gehecht aan het opsporen, het achterhalen van de oorspronkelijke Indo-europese wortel van ieder woord. Van Haeringen heeft aan dit boek een supplement toegevoegd, waarin hij veel literatuurverwijzingen geeft, meer nadruk legt op de betekenisontwikkeling dan voorheen en ook het belang van dialectvormen onderkent. Het derde grote etymologische woordenboek is dat van Jan de Vries (Nederlands Etymologisch Woordenboek), dat in 1971 postuum werd uitgegeven. Duidelijk, overzichtelijk, tal van nieuwe bibliografische aanwijzingen en veel aandacht voor de woordveldtheorie. De Vries is in zijn boek uitgegaan van het werk van Franck-Van Wijk-Van Haeringen. Een enkele keer is de behandeling van een woord nogal verward en blijkt het te gaan om een al te beknopte weergave van wat De Vries' voorgangers hebben beweerd. Vermoedelijk zijn deze missers een gevolg van het feit dat De Vries zijn grote werk zelf niet meer heeft kunnen uitgeven. Hij heeft dit wel kunnen doen bij zijn Etymologisch Woordenboek, een pocketuitgave (Aula 6), het vierde en meest toegankelijke - want goedkoopste - etymologische woordenboek in onze taal. Beknopt, maar niet slecht. Past men de criteria van Kiparsky toe op de Nederlandse etymologische woordenboeken, dan blijken ze alle vier ver van het ideaal verwijderd te zijn. De grote De Vries komt er nog het dichtst bij, maar ook hier ontbreken veel woorden - zelfs wortelwoorden - die men in een gewoon woordenboek wel vindt. Afleidingen en samenstellingen zijn niet opgenomen en vreemde woorden zoekt men er tevergeefs. Voor de laatste kan men terecht in Prisma's Vreemde Woordenboek en in Kramers' Woordentolk. Eigennamen worden evenmin verklaard. Het kleine etymologische woordenboek van Jan de | |
[pagina 49]
| |
Vries bevatte aanvankelijk wel een aantal plaatsnamen. Later zijn deze er uit gelicht en met wat aanvullingen in een afzonderlijke uitgave verschenen: Woordenboek der Noord- en Zuidnederlandse Plaatsnamen (Aula 85). Dit boekje is al jarenlang uitverkocht en is sindsdien niet meer herdrukt. Opmerkelijk is dat na het verwijderen van de plaatsnamen de rest van het woordenboek niet is aangepast. Dat is al te zien bij het eerste lemma: a, aa. Er wordt verwezen naar ee, oog en ouw. Als men deze woorden opzoekt, dan blijken oog en ouw er helemaal niet in te staan. Ze zijn wel opgenomen in het woordenboek der plaatsnamen, omdat ze alleen in verband met plaatsnamen voorkomen. Iedere wetenschap komt voort uit nieuwsgierigheid. Bij het nadenken over taal wordt een mens al gauw nieuwsgierig naar de oorsprong van woorden. Het is dan ook niet toevallig dat de etymologie een van de oudste vormen van taalkunde is, noch ook dat etymologie blijft leven, steeds weer populair is bij iedere nieuwe liefhebber van taal. En daardoor zal er steeds vraag blijven naar etymologische woordenboeken.
Marlies Philippa |