De wiel of het wiel
Het woord wiel komt in onze taal in twee betekenissen voor: Naast de algemeen gangbare komt het ook voor in een meer beperkte betekenis van: restant van een dijkdoorbraak. Vermoedelijk zijn de woorden etymologisch verwant en hangt hun betekenis samen met draaien of kolken.
Wielen in deze beperkte betekenis komen vooral voor in het gebied tussen de grote rivieren, tussen Lek en Merwede/Waal. Veelvuldig kan men ze aantreffen in de benedenloop van de Linge en ook langs de keerdijken Diefdijk en Zouwendijk, waterkeringen, die de Alblasserwaard en/of Vijfheerenlanden moesten beschermen tegen het afstromende water uit de Betuwe in vroeger eeuwen.
Nu doet er zich iets opmerkelijks voor in het gebruik van het woord. Het gebied is na 1945 vooral uit z'n isolement verlost: Provinciale en rijkswegen doorsnijden de streek, de ruilverkaveling is er begonnen en gedeeltelijk reeds voltooid en het toerisme heeft de talrijke aantrekkelijkheden ontdekt. En in alle geschriften over deze streken van auteurs, die er waarschijnlijk niet zijn opgegroeid is sprake van: het wiel.
Daar staat tegenover, dat schrijvers, in deze streken opgegroeid of er althans lange tijd wonend, steeds zullen spreken en schrijven: de wiel. De bewoners spreken van: de Galgenwiel, de Schoonrewoerdse wiel, de grote en de kleine wiel, de buitenwiel enz.
Niet alleen de schrijvers van deze tijd, maar ook die in vroegere perioden schrijven steeds over de wiel.
En als dit alles nog geen voldoende argument is voor de authenticiteit van het gebruik van: de wiel, dan valt nog te denken aan de veel voorkomende familienaam: van de Wiel en nooit van het Wiel.
Belangstellend naar het ontstaan van dit verschil in gebruik heb ik al eens geïnformeerd bij een verslaggever, waarom hij het woord onzijdig koos. Hij beriep zich op Koenen en Van Dale, en terecht.
Dat doet het vermoeden rijzen, dat wellicht een nomenclatuurcommissie in dezen een beslissing heeft genomen, zonder zwaar te tillen aan het lokaal en oorspronkelijk gebruik.
Misschien is er onder de lezers van Onze Taal iemand zo belangstellend en deskundig hierover opheldering te kunnen geven?
A. de Klerk
Naarden