Schrijfopdracht 4 HAVO eerste prijs
Opa neemt rijles
Meneer de Bruin barstte in een bulderend gelach uit en sloeg met zijn vlakke hand op tafel, zodat zijn bierglas vervaarlijk begon te trillen.
‘Meen je dat nou?’ vroeg hij.
‘Ja, natuurlijk’, antwoordde opa Boukema, een sigaartje opstekend.
De glimlach van de Bruin verstarde.
‘Luister naar me, Charl’, zei hij, ‘je bent daar te oud voor. Heus. Ik...’.
‘Ik blijf bij mijn besluit, Teun’, wierp opa hem tegen, ‘ik kan dat net zo goed als ieder ander.’
De kastelein kwam aangelopen.
‘Wat minder luidruchtig, jongens’, bromde hij, ‘niet iedereen hoeft jullie te horen.’
‘Weet jij wel wat hij wil, Gijs?!’ riep de Bruin, ‘hij wil autorijles nemen! Hij!’
De barman was weinig onder de indruk.
‘Nou, en? Wat zou dat? Iedereen mag dat toch doen als hij dat wil?’
‘Zo, nu hoor je 't ook eens van een ander’, zei opa triomfantelijk, ‘geef mij nog maar een pilsje, Gijs, m'n jong’.
De Bruin hief zijn armen ten hemel.
‘Opa, je bent al negenentachtig!’
‘Hoe hou ik het uit, hè’, glimlachte opa, aan zijn sigaar zuigend.
‘Kijk ik wil je vanzelfsprekend niet beledigen, opa’, weifelde de Bruin, ‘maar-ehnaarmate je ouder wordt, nemen je-eh-reflexen af’.
‘Oh ja?’ vroeg opa, ‘goh, da's interessant. Ga door’.
‘Wat ik hiermee wil zeggen, is, dat je capaciteiten eh, eveneens afnemen’.
De kastelein zette een pilsje voor opa op tafel.
‘Teun’, zei hij, ‘zanik niet. In plaats van dat je enthousiast bent dat opa zo'n initiatief neemt, ga je hem afkraken. Opa, laat u niet weerhouden door die zeurpiet, hoor!’
‘Wat dacht je?’ grinnikte de bejaarde, ‘over tien minuten heb ik mijn eerste les’.
‘Maar onze spelende kinderen!’ riep de Bruin, dramatisch voor zich uit starend, ‘mijn kroost!’
‘De eerste les vindt hoofdzakelijk plaats in het bos’, stelde opa de bezorgde postbode gerust, ‘vlak bij de grens’. ‘Hoe heet jouw rij-instructeur?’ vroeg de kastelein. ‘Jansen’ zei opa, ‘met één s’.
De Bruin fronste zijn wenkbrauwen.
‘Jansen? Hm, ik geloof dat ik die naam wel eens eerder heb gehoord... Op het journaal, geloof ik’.
‘Was dat niet bij de ombudsman?’ vroeg Gijs.
‘Ik weet het niet meer’.
‘Wat doet het er toe’, mompelde opa, zijn lippen afvegend, ‘ik ga’.
‘Charl’, smeekte de Bruin, ‘doe het niet. Je bent te oud. Je zult katjes, hondjes en kinderen doodrijden’.
‘Nonsens! Nimmer werd het blazoen der Boukema's bevlekt. Ik durf te wedden, Teun, om een krat bier, dat de politie tevreden zal zijn’.
‘Top! Vanavond zien we elkaar weer’.
Opa pakte zijn hoed en verliet het café, zijn hoofd vol optimistische gedachten.
De heer Jansen glimlachte joviaal.
‘Dag, opa!’ zei hij, ‘stap in’.
‘Wat een mooie auto’, mompelde Boukema, ‘is dit nu een Mercedes?’
‘Nee’, grinnikte Jansen, ‘dit is een Simca. Maar gaat u toch zitten’.
‘Meteen al achter het stuur?’ vroeg opa en begon vervolgens aan de stuurknuppel te rukken.
‘Niet doen, opa’, zei de rij-instructeur vlug, ‘eerst moet u starten’.
Even later zette de auto zich in beweging. ‘Hij slurpt wel benzine, hè?’ ‘Hoezo, opa?’ ‘Nou, dat staat toch op dat metertje?’
‘Nee, opa, dat is de snelheidsmeter. Rustig opa, niet te hard... U rijdt negentig, zachter!!’
De Simca schoot vooruit en reed bijna op een overstekende kinderklas in.
Opa Boukema wilde op het rempedaal drukken, maar zijn voet duwde op het gaspedaal, zodat de snelheid enkel toenam. Op dat ogenblik weerklonken er politie-sirenes en door de achteruitkijkspiegel zag Jansen een witte auto naderen.
Hij slikte iets weg.
‘Verdorie, ze hebben me door’, gromde hij, ‘rij naar de grens, opa!’
‘Naar de grens?’ ‘Ja, naar Duitsland, snel!’ ‘Da's een end, hoor’, sputterde opa tegen. ‘Wat wilt u daar doen?’
De rij-instructeur probeerde met opa van plaats te wisselen en de Simca begon vervaarlijk heen en weer te slingeren. ‘Wat heeft dit te betekenen?’ riep Boukema nadat hij zijn hoofd had gestoten, ‘ik eis een verklaring, jongmens!’
Jansen omklemde het stuur en gaf plank gas. Binnen de kortste keren had de auto de woonkern verlaten en reed hij door het bos naar de grens. De politie-auto volgde hardnekkig.
‘Hier begrijp ik nu niets van’, bromde opa, ‘eerst zegt u dat ik te hard rij dan neemt u zelf het stuur in handen en dan gaat u nog sneller!’
‘Mond dicht’, siste Jansen, ‘we moeten die kerels kwijt zien te raken’.
Uiteindelijk wist de rij-instructeur zijn achtervolgers van zich af te schudden.
‘Ik wil eruit’, zei opa, ‘en ik zeg mijn lessen af. Dit is geen manier van doen’.
‘Vooruit dan maar’, mompelde Jansen. De auto stopte op een helling. Vlug sprong de leraar eruit en wilde de deur van opa openen, toen er plotseling iets verschrikkelijks gebeurde.
De Simca rolde de helling af.
‘Asjemenou’, zei opa verbaasd en hij ging vlug achter het stuur zitten, ‘wat krijgen we nou?’ De motor sloeg aan.
‘Opa’, gilde Jansen, achter de auto aanrennend, ‘zet 'm in z'n twee! Of nee, rem! Ooh, mijn mooie madonna's...’
Opa Boukema drukte op enkele knoppen, waardoor de auto enkel sneller begon te rijden. Recht op een lichtmast af. Met een enorme klap kwam de Simca tot stilstand, juist toen de politiewagen weer verscheen. ‘D'r uit, opa!’ riep de rij-leraar, ‘vlug! Ik moet er vandoor!’ Zenuwachtig smeet opa het portier open.
‘Het spijt me, meneer Jansen’, zei hij, terwijl hij zich over de roerloze gestalte boog, ‘het was heus niet de bedoeling, dat ik u aan uw hoofd zou raken..’
Twee agenten kwamen aangerend. De één deed Jansen de handboeien om, de ander opende de kofferruimte van de Simca. Hij haalde er twee kunstig gesneden Mariabeelden uit. ‘We hebben 'm’, grinnikte hij, ‘hier is het bewijs!’
Teun's mond viel open. ‘Heb jij...’ vroeg hij. ‘Precies’, zei opa trots, ‘ik heb de politie geholpen bij het vangen van een sluw en doortrapt misdadiger! Want die meneer Jansen was niemand minder dan een dief, die antieke beelden uit kerken stal, ze in zijn auto laadde, ze over de grens bracht en ze daar voor een aardig bedrag verkocht’. ‘Hij gebruikte die autorijschool dus enkel als dekmantel?’ vroeg Gijs.
‘Precies. En Teun ik krijg van jou een krat bier!’ Meneer de Bruin keek opa verbaasd aan.
‘Maar opa’, zei hij ongelovig, ‘je hebt de maximum-snelheid overtreden, bijna wat schoolkinderen aangereden en de auto tegen een lichtmast geknald!’ ‘Inderdaad’, gaf opa toe, ‘maar de politie was toch tevreden over me!’
Caspar Wintermans
Aloysius College