Onze Taal. Jaargang 52
(1983)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |
NS-taal nader bekekenIn het nummer van december vorig jaar maakt de heer Van Raalte een aanmerking op de zin ‘Wij naderen nu het eindpunt (of nog erger: het einde) van deze trein’. Naar zijn mening zou dit betekenen, dat het samenstel van spoorwegmaterieel waarin hij reist kapot zal gaan, zal verongelukken. Blijkbaar meent hij dat het woord ‘trein’ in verband met reizen per spoorweg alleen maar een concrete betekenis kan hebben. Van Dale noemt als omschrijving van ‘trein’ onder nr. 7: ‘een reeks spoorwagens die door een locomotief tegelijk worden voortgetrokken (in de diensttaal ook een locomotief alleen)’ en hij voegt daaraan toe als voorbeelden: ‘een lange trein; de trein vertrekt, komt aan, stopt; in, uit de trein stappen; D-trein..., S-trein. B-trein..., L-trein...’. Maar dit is niet de enige betekenis van ‘trein’. Terecht vermeldt Van Dale als nr. 8 ook ‘een bepaalde dienst op een spoorweg’ en daarvan geeft hij als voorbeeld o.a. ‘de trein van 9.15’. Nu kan men gerust zeggen, dat de trein in deze betekenis zijn eindpunt nadert. In de dienstregelingen vindt men elke trein (in deze zin) aangeduid met een apart nummer, dat vervalt zodra de trein zijn eindpunt (en men mag m.i. ook best zeggen: zijn einde) bereikt heeft. Deze trein houdt immers op te bestaan zodra hij zijn traject heeft afgelegd. Meestal gaat hetzelfde materieel terug, maar dan onder een ander nummer en het is nu een andere trein. Vervolgens begeeft dit materieel zich (in het eenvoudigste geval) opnieuw op weg naar zijn oorspronkelijke eindpunt en dat kan zo de hele dag doorgaan, elke keer onder een nieuw nummer. De volgende dag wordt de nummering herhaald. Op een kort traject behoeft soms maar één trein (in de zin van materieel - soms is het maar één motorwagen) heen en weer te rijden. Maar vraagt men hoeveel treinen er op dit traject rijden, dan kan het antwoord zijn: 18 per dag en nog eens 18 terug. Als de machinist of hoofdconducteur aankondigt, dat de trein zijn eindpunt nadert, is het volkomen duidelijk, dat hij daarmee het eindpunt van deze rit bedoelt. In deze zin betekent ‘trein’ dus: de rit van deze trein. Natuurlijk zou hij kunnen aankondigen, dat deze rit hier zal eindigen, maar er kan geen enkel misverstand ontstaan als hij over het eindpunt (of zelfs het einde) van deze trein spreekt. Als het over de dienstregeling gaat is een trein een samenstel van materieel (of één motorwagen dan wel één locomotief), dat op een bepaald tijdstip een bepaald traject in één richting aflegt en dat een eigen treinnummer draagt. Tot slot nog twee opmerkingen over Van Dale. Zijn definitie onder nr. 7 is in zoverre onvolledig, dat ook een enkele motorwagen een trein kan zijn. En verder geeft hij hierbij als voorbeelden treinbenamingen die in Nederland nooit (meer) gebruikt worden. Een S-trein en een B-trein kennen wij niet; de laatste heet al sedert vele jaren een stoptrein. Ook de L-trein komt in Nederland onder deze naam niet voor. Maar dit terzijde. Ik wilde alleen de heer Van Raalte geruststellen: voor paniek is geen enkele reden.
A.F. Schepel Voorburg | |
Miskenning van de naamvalAan fouten in het gebruik van de Nederlandse taal zijn wij langzamerhand wel gewend, vooral ook aan naamvalsfouten. De aanwezigen worden verzocht naar binnen te gaan, lijkt al net zo ingeburgerd als: ik belde aan en werd open gedaan. Desondanks, of misschien wel juist daarom, kwetst het mij als ik zoiets in Onze Taal tegenkom. In het december-nummer van vorig jaar, op bladzijde 153, rechter kolom, luidt de laatste zin: ‘Wie, zoals de auteur van het artikel in nrc/ Handelsblad, het woord in de eerstgenoemde betekenis gebruikt, haalt het mijns inziens uit het Anglo-Amerikaanse spraakgebruik en dreigt te worden misverstaan’. Met de hier gebrachte boodschap ben ik het geheel eens. De zin is fout. Er staat: Iemand haalt elders een woord vandaan en dreigt te worden misverstaan. Hij haalt wel maar hij dreigt niet. Het te worden misverstaan dreigt hem. Hij haalt en hem dreigt. Een foute zin, niet door buitenlandse invloeden, maar doordat de Nederlander onvoldoende geoefend wordt en is in zinsbouw en zinsontleding. Een typische fout van eigen bodem.
L. Jongkees Amsterdam | |
KengetalDe heer F. Zeiler uit Bergen-nh merkt op blz. 149 van de vorige jaargang op dat de ptt ‘zonder kenbare aanleiding’ het woord ‘kengetal’ in de ban deed.
De aanleiding van de naamswijziging in ‘netnummer’ was echter de volgende: Op de vroeger in gebruik zijnde telefoontoestellen kwam op de kiesschijf de letter ‘K’ (Kengetal) voor en wel naast de nul. Denk hierbij aan de verouderde uitdrukkingen K08, K04 enz. Bij het internationaal telefoneren ontstonden er moeilijkheden met die landen, die ook letteraanduidingen gebruikten op de kiesschijf. De letter ‘K’ kwam daarbij niet altijd overeen met de plaats van het cijfer nul.
Verder merkt de heer Zeiler op dat de Duitsers niet van ‘Kennzahl’ zouden spreken, doch dit woord komt in de praktijk in Duitsland echt wel voor en wel in meerdere vormen zoals: die Kennzahl die Ortskennzahl en die Ortsnetzkennzahl. Alle hebben de betekenis van netnummer. Inderdaad komt het woord die Vorwahl vaker voor. Het Duitse woordenboek van Wolters-Noordhoff Groningen gebruikt zowel ‘die Vorwahl’, als ‘die Vorwähl’ of ‘die Vorwählnummer’. Wellicht is er onder de lezers iemand die mij kan laten weten of de Umlaut op de ‘a’ hier terecht staat vermeld.
J.P. van 't Hoff afdeling opleiding Scheveningen Radio | |
Hen/hunAan het slot van zijn bijdrage over ‘hen en hun’ in het november-nummer 1982 schrijft de heer Berits dat zijns inziens het gebruik van ‘hun’ als onderwerp niet bestreden hoeft te worden, omdat zinnen als: ‘Hun lopen op straat’ toch glashelder zijn.
Vele Nederlanders, vooral in de grote steden, zeggen vaak: ‘Hij heb het boek op tafel neergelegen’, ‘Ik ken dat niet begrijpen’, ‘Die hond is van zijn’, ‘Hij was zó veranderd; ik kon hem haast niet meer’, ‘'t Is hem z'n auto’, ‘Hij is groter als mij’ enz. Ook journalisten scheiden produkten af als: ‘De radiopiraten werden het zwijgen opgelegd’ (nos-journaal op 5 december 1982), ‘De kerstbomen zijn een kort leven beschoren’ (De Koerier, Haarlem). En wat te denken van de onuitroeibare ‘behartenswaardige’ opmerkingen, de ‘eenduidige’ beslissingen, alsmede het ‘inschatten’ van uitspraken van politici? Verder zie en hoor je bijna dagelijks zinnen als: ‘Hij is een van de weinige mensen die iets van deze zaken af weet’. En tot slot de autoassessoires die door Shell en Hella steeds maar weer in de ster worden aangeprezen! | |
[pagina 21]
| |
Het zijn allemaal zinnen en woorden die glashelder zijn. Is die duidelijkheid echter een reden om ons bij die fouten neer te leggen en ze niet meer te bestrijden?
Verzorgd taalgebruik door ons allen begint onzes inziens bij de onderwijsgevenden. Als ook zij er de brui aan geven, behoeft niemand zich over de verloedering van de taal te verwonderen.
P. Buijing Haarlem | |
Licht over het dramatisch dramaMijn vraag naar de herkomst van dramatisch in de betekenis van werkzaam, een sterk effect hebbend, in het november-nummer van 1982, heeft heel wat reacties veroorzaakt.
Vooral artsen en vertalers van medische literatuur hebben gereageerd, maar het eerst en het uitvoerigst de heer Frese uit Bergambacht, die het vaak heeft aangetroffen als een verkeerde vertaling van het Engelse ‘dramatic’ in medische literatuur. Ook anderen, die geen medici zijn of waarvan ik het althans niet weet, doen veronderstellingen in deze richting. Weer anderen, die geboortig zijn uit de buurt van Rotterdam, kennen de bedoelde betekenis niet.
Toen ik in het bezit was van deze gegevens heb ik de desbetreffende arts opgebeld en hem het probleem voorgelegd. Hij was er zeker van dat zijn moeder het gebruikte, maar ook die moeder kon Engelse invloed ondergaan hebben. Hij heeft beloofd nader onderzoek te doen in zijn familie. Ik wil echter alle vriendelijke correspondenten niet in onzekerheid laten over de waarde van hun reacties. Alles wijst erop dat het gebruik van het woord in deze betekenis niets te maken heeft met regionaal taalgebruik, maar alles met slordig vakjargon of in ieder geval met onzorgvuldig vertaald Engels. Als de nevels nog verder optrekken zal ik verdere gegevens bekend maken.
Jo Daan Barchem | |
Solliciteren, maar... wie staat, zie toe dat hij niet valleIn het november-nummer van 1982 bespreekt de heer B. Edens een reeks stijl-, taal- en spelfouten die hij had aangetroffen in enkele tientallen sollicitatiebrieven van (a.s.) leraren Nederlands die in aanmerking hoopten te komen voor de functie van docent communicatieve vaardigheden aan de h.b.o.-instelling, waar de auteur zelf ook werkzaam is.
Toch meen ik ook in zijn artikel wat ‘taalzonden’ te moeten constateren. Ik zal eerst de (vermeende) fouten in hun zinsverband citeren, zodat de lezer ook zelf even op zoek kan gaan; pas daarna geef ik commentaar.
1. Een sollicitatiebrief is een redelijk onbetrouwbaar criterium. 2. De hts-directie verzocht mij (...) over de benoeming van een aanstaande collega te adviseren. 3. Geen enkele sollicitant weet tevoren hoe de ontvanger van de brief zal reageren. 4. Van de overige (enveloppen) wordt de inhoud te zamen met de spijtbetuiging ongelezen teruggestuurd. 5. Waarom dan geld en tijd uittrekken door ook nog andere brieven door te nemen? 6. Er is een wijd verbreid misverstand dat sollicitatiebrieven geschreven moeten worden, omdat daardoor de persoonlijkheid van de schrijver zou blijken. 7. Ze amuseren de lezer in het begin, maar irriteren hem of haar na verloop van tijd. 8. Probeer zo nodig wat meer te weten te komen over de instelling waar (...) gesolliciteerd wordt. 9. Spelfouten en verschrijvingen vind ik erg, omdat ze mij iets zeggen van de zorg die iemand aan zijn werk besteedt. 10. Wie heb ik onrecht aangedaan? | |
Commentaar1. Het bijwoord ‘redelijk’ kan mijns inziens alleen gebruikt worden voor ‘positieve’ bijvoeglijke naamwoorden: redelijk gezond, betrouwbaar, maar niet: redelijk ziek, redelijk onbetrouwbaar. Het woord criterium zou ik vervangen door middel. De zin wordt dan: een sollicitatiebrief is een tamelijk (vrij) onbetrouwbaar selectiemiddel. 2. Adviseren over een benoeming? Ik zou zeggen: de directie van advies dienen (adviseren) bij een benoeming. 3. Hier had van tevoren moeten staan; zie met betrekking tot het verschil tussen tevoren en van tevoren Van Dale's woordenboek. 4. Uit de constructie van de zin moet ik opmaken dat de snode werkgevers hun eigen spijtbetuigingen niet gelezen hebben. De zin had beter kunnen luiden: de overige brieven worden ongelezen teruggestuurd te zamen met een spijtbetuiging. 5. Een beknopte bijzin van doel wordt ingeleid met het voorzetsel om. Je trekt tijd uit (met het doel) om nog meer brieven te lezen. Je verknoeit je tijd door nog meer brieven door te nemen. 6. Sollicitatiebrieven moeten altijd geschreven worden; laat daar geen misverstand over bestaan. Ze hoeven echter niet altijd met de hand geschreven te worden, omdat daaruit (en niet: daardoor) de persoonlijkheid van de schrijver zou blijken. 7. Het sexuele hem of haar in het tweede deel van de zin vereist lezer en lezeres in de eerste hoofdzin. 8. Er is verschil tussen de instelling waar je solliciteert en de instelling waarbij je solliciteert. 9. Die fouten zeggen mij iets over de zorg in plaats van van de zorg. 10. Iemand onrecht aandoen lijkt mij een contaminatie van: iemand (on)recht doen en iemand verdriet aandoen. Ik moet echter toegeven dat Van Dale de gewraakte combinatie vermeldt.
Zo zien we dat ook docenten communicatieve vaardigheden wel eens in de fout kunnen gaan, trouwens gewone leraren Nederlands ook!
P. Mantel leraar Nederlands Over veen | |
BraderieHet artikeltje ‘Meer onwoorden’ van de heer H.E. Kater te Eindhoven heb ik met veel genoegen gelezen. Hij signaleert enkele opmerkelijke krankzinnigheden op dit gebied. In zijn poging de nieuwvorming ‘bedderie’ te verklaren merkt de heer Kater op dat het woord waarschijnlijk is ontstaan naar analogie van ‘braderie’, en zegt van deze laatste term ‘dat het Frans is en niets uitstaande heeft met “braden”’. En op dit punt meen ik mijn geachte oud-collega te moeten rectificeren.
Ik heb er mijn oude Larousse op nageslagen (editie 1945), en daar wordt zowel ‘brader’ als ‘braderie’ een neologisme genoemd. Braderie betekent: ‘vente publique de soldes, de marchandises d'occasion’, en brader: ‘vendre en braderie’. In 1967 is er een uitbreiding; bij ‘brader’ staat als oorsprong: ‘neérl. braden, gaspiller’ en als betekenissen: ‘vendre à bas prix’ en ‘abandonner un territoire’, welke laatste omschrijving in de editie van 1977 niet meer is terug te vinden. | |
[pagina 22]
| |
Verder geeft de ‘Dictionnaire Etymologique du Français’ van Robert: brader: mot dial. du Nord: neérl. braden ‘rôtir’ et ‘gaspiller’; braderie: à l'origine, à Lille, vente à vil prix d'objets usagés. Volgens Van Dale is ‘braderij’: 1. plaats waar men braadt; (veroud. gaarkeuken); 2. (Zuidn.; in N. Nederl. thans braderie) feestelijke, kermisachtige markt. Koenen/Endepols (1948) omschrijft ‘braderij’ als volgt: ZN; volksfeest (met foor en optocht te Brussel); vroeger: gaarkeuken; ook: tijdelijke verkoop (op straat). Zou het mogelijk zijn dat de afgeleide betekenis van braderij, dus ‘koopjesmarkt’, ‘kermisachtige markt’, langzamerhand op het Franse woord ‘brader’ de betekenis van ‘geld uitgeven, erdoor brengen’ heeft overgebracht? Welke etymoloog kan mij vertellen of mijn vermoeden juist is? Zeker is volgens mij dat het Franse woord braderie wel degelijk is afgeleid van het Nederlandse ‘braden’ en er dus ‘alles mee uitstaande heeft’.
G.H. Stel, Ede | |
Het timmermensMevrouw Annelien Kappeyne van de Coppello, staatssecretaris (m/v) voor emancipatiezaken van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, heeft verzonnen dat er neutrale beroepsaanduidingen moeten worden bedacht die geldig zijn voor zowel mannen als vrouwen. Nu, één suggestie kan ik haar al aan de hand doen: timmermens, voor iemand (m/v) die hamer, zaag en schaaf hanteert. Ik weet er nòg een: boordbediende, voor iemand (m/v) die in een vliegtuig eten, drinken en rookwaar rondbrengt, onafhankelijk van de vraag of diegene (m/v) nu een broek of een rok draagt. Er schiet me er nòg een te binnen: staatshoofd (m/v) voor het geval dat een vrouw in die functie niet tevreden zou zijn met de titel van koningin. ‘Bende nou benukt?’ zou A.M. de Jong één van zijn Brabantse personnages laten vragen. Je kunt ook vragen of de staatssecretaris geen andere zorgen aan het hoofd (m/v) heeft. Is het nú al niet dol genoeg dat we advertenties lezen waarin melding wordt gemaakt van een vacature voor de functie van secretaresse (m/v) en zelfs van gastvrouw (m/v)? Toegegeven: er bestaan rariteiten op dit gebied. Een vrouw die les geeft aan een middelbare school heet lerares. Doceert ze aan een universiteit of hogeschool, dan is ze hoogleraar. In het Frans tobben ze met hetzelfde probleem, zo merkte ik onlangs bij het aanhoren van een radio-interview. Aan het einde van het vraaggesprek werd de betrokken vrouw door de verslaggever bedankt met de woorden ‘Merci, madame le professeur’. Want la professeuse bestaat niet in het Frans. Het zal, zowel daar als hier, wel te maken hebben met een maatschappelijke ontwikkeling: leraressen aan middelbare scholen waren er eerder dan vrouwelijke professoren. Onze grondwet spreekt trouwens ook nog steeds van ‘de koning’, ook al wordt Beatrix bedoeld. Al jaren geleden begon zekere redactrice van zekere krant zich redacteur te noemen. Bij haar artikelen stond haar portret afgedrukt en daar kon je duidelijk aan zien dat ze een vrouw was. Ik schreef daarover eens in De Journalist en kreeg als reactie van het mens (m/v) een wat kwaaiig briefje, op belerende toon meldend dat de term redactrice deed denken aan juffrouwen die zich in damesbladen bezig hielden met kookrecepten en breipatronen. Dàt waren redactrices; zíj echter schreef over meer serieuze onderwerpen en noemde zich derhalve redacteur. Ik denk dat er heel wat taalrijkdom verloren zou gaan als we geen onderscheid meer zouden mogen maken tussen een boer en een boerin, een steward en een stewardess, een prins en een prinses. Onder de vrouwen die naar dit soort verwaziging streven treffen we er vele aan die zich verzetten tegen wat zij noemen seksistische onderdrukking, met als extreme consequentie het fysieke geweld dat te boek staat als aanranding.
Maar onze taal verkrachten mag van hen blijkbaar wel - ja, ze ijveren er zelfs voor. Bij een nicht van mij thuis, schrijfster van beroep, dus taalgebruikster per definitie, beet mijn hondje (een reu) een paar jaar geleden de cavia van haar jongste zoon dood. Enige tijd later kwam het voorval nog eens ter sprake. Nicht D. vertelde dat een vrouwtjeshond dat nooit zou hebben gedaan: haar oudste zuster hàd een vrouwtjeshond en die had de cavia altijd ongemoeid gelaten. Het woord vrouwtjeshond kwam zo vaak in haar verhaal voor, dat ik haar attent maakte op het bestaan van het woord teef, in onze taal. ‘Dat weet ik’, zei ze, ‘maar dat woord gebruik ik nooit, want het wordt ook wel gebezigd om sommige vrouwen aan te duiden.’ Ik heb geantwoord dat als we alle woorden met een dubbelzinnige betekenis uit onze taal zouden weren, er op den duur in dit land geen knoop meer aan een jas zou kunnen worden genaaid.
Gerton van Wageningen journalist Baarn | |
Woord gezochtOns privaatrecht kent tal van gevallen, waarin iemand, die schade heeft geleden ten gevolge van een gedraging van A, daarvoor B financieel aansprakelijk kan stellen. Een voorbeeld is een fout van een werknemer, waardoor schade wordt geleden door X. In het algemeen kan X voor die schade niet alleen de werknemer, maar ook diens werkgever aansprakelijk stellen. Er is een bonte schakering van rechtsverhoudingen tussen A en B, die tot een dergelijke aansprakelijkstelling aanleiding kunnen geven. Het Ontwerp Nieuw Burgerlijk Wetboek, dat omstreeks 1985 ingevoerd zal worden, noemt de aansprakelijkheid voor ondergeschikten, voor niet ondergeschikten die in opdracht van een ander werkzaamheden ter uitoefening van diens bedrijf verrichten en vertegenwoordigers die ter uitoefening van de hun als zodanig toekomende bevoegdheden handelen. Men kan de personen, die de schade toebrengen, samen aanduiden door de term ‘hulppersonen’, een term, die al min of meer algemeen ingang heeft gevonden. Maar nu de anderen, partij B, de voor de fouten van de hulppersonen (mede) aansprakelijken. Daarvoor ontbreekt een passende verzamelterm. De ontwerpers van het nbw weten het óók niet en spreken in het eerstgenoemde geval van ‘degene in wiens dienst de ondergeschikte zijn taak vervult’, in het tweede geval van ‘in opdracht van een ander’ en in het derde geval - uiteraard - van ‘vertegenwoordigde’. Wil men nu dit gehele leerstuk bespreken, dan moet men iedere keer opnieuw de onbruikbaar lange optelsom van de drie zoëven genoemde termen gebruiken als men de telkens met B aangeduide personen wil aanduiden. Dat is ondoenlijk. | |
[pagina 23]
| |
Een verzoek daarom aan de vele taalkunstenaars onder de lezers van ‘Onze Taal’: wie bedenkt een geschikt woord? Een waarschuwing vooraf: ‘werkgever’ is veel te eng; ook ‘opdrachtgever’ is te eng want onder ‘opdracht’ verstaat het nbw een bepaalde overeenkomst die ook weer slechts een voorbeeld is; helaas wordt het op zich juiste woord ‘aansteller’ alleen gebruikt voor iemand die ‘zich aanstelt’ en niet voor iemand, die een ander aanstelt. Wie weet raad?
O.K. Brahn Groningen | |
Onzes inziensDe term ‘onzes inziens’ schijnt handig te zijn in het gebruik, al is het een archaistïsche vorm. Soms hoort men de term gebruiken (evenals mijns inziens, e.d.). In geschreven teksten ziet men meestal m.i. of o.i. Deze afkorting verbergt de fonetische bedoeling van de auteur. Wat verscheidene schrijvers wèl bedoelen blijkt nu en dan als ze voluit schrijven: ons inziens, mijn inziens, e.d. dus niet het juiste onzes en mijns. De term ons inziens is een verbasterde vorm die volgens mij geen bestaansrecht heeft, ook al heeft Van Dale, 1976, die meestal minder tolerant is, hem wel als tweede keuze opgenomen. Op grond van welke gezaghebbende taalgebruiker weet ik niet. De woordenboeken van Kramers-Van Haeringen en Koenen-Drewes geven beide alleen: onzes (mijns) inziens. Het bezittelijk voornaamwoord ons hoort bij een enkelvoudig onzijdig woord. Dus mogelijk is: ‘naar ons inzien’. Omdat we echter te maken hebben met een verbogen vorm van inzien, moet ook het bezittelijk voornaamwoord verbogen worden en wel op de wijze van de absolute genitief: onzes inziens. Want: onzes, mijns, zijns, huns, haars inziens zijn oude tweede-naamvalsgroepen waarvoor we tegenwoordig voorzetselgroepen gebruiken: volgens mijn inzien; naar mijn inzien, e.d. en natuurlijk nog beter: naar mijn mening. Helaas wordt de laatste tijd, zelfs in universitaire kringen van neerlandici, de gelaakte term nogal eens gebruikt, o.a. Pas in de Revisor (1982, nr. 4, p. 54) waar ik lees: ‘... hoewel de ideeën die erin worden uitgewerkt ons inziens (curs, van f.m.) veel inspirerender zijn...’ En het laatst in De Bazuin (17 sept. 1982, p. 2) ‘Ons inziens heeft het kerend getij... te maken... met een koude oorlog.’ (Maar in dezelfde aflevering een mijns inziens van Edw. Schillebeeckx.) Het is te hopen dat de bovenstaande regels bijdragen tot herstel van ‘onzes inziens’ (e.d.) of nog beter tot gebruik van ‘naar mijn mening’ of ‘ik ben van mening dat...’
F.K.M. Mars leraar Nederlands, Den Bosch |
|