Een dame grijpt in haar tasje
En betaalt enige maandlonen aan de
Van de getergde arbeidersklasse
•
Hèhè, eindelijk mocht ik van de hoofdredacteur eens op reportage! Ik kocht een bandrecorder, leende een ruitjespet, huurde een two-seater en raasde richting Hilversum. Ik reed door (er was eens een vrouwtje in) Diemen, passeerde (een loslippige dame uit) Muiden, verliet de grote weg bij (een beduimelde liftster te) Laren en stopte bij het Lichte Muziek-Paviljoen van Hilversum 3. Zonder twijfel vraagt u zich af wat ik uitgerekend dáár te zoeken had. Ik wilde Frits Spits interviewen, de uitvinder en dagelijkse voorlezer van de z.g. poplimerick. Een staaltje:
Ergens in een dierentuin, waar maar
zaten eens twee grote apen, zo maar bij
Zij voerden samen een heftig gesprek,
de één zei tegen de ander: ‘Zeg luister
ik vlooi jouw rug, als jij dan mijn Pink
De heer Spits bleek een kleine, vroeg-oude, sterk transpirerende discjockey te zijn. Het declameren van door luisteraars ingezonden limericks als de bovenstaande was hem aan te zien. Uit deernis verruilde ik mijn voorgenomen felle toon voor een meer luchtige aanpak.
Het Rijmschap: Meneer Spits, waarom doet u dit ons volk aan?
Frits Spits: Om de luisteraar de gelegenheid te geven op een creatieve manier aan mijn programma mee te werken.
Het Rijmschap: Hahahahahaha!
Sorry, meneer Spits, dat gelach knip ik straks uit de band, hoor! Eh... slechts éénmaal heb ik in uw programma een limerick gehoord die vormvast was en slechts tweemaal heb ik een limerick gehoord die grappig genoemd kon worden. Hoe...
Frits Spits: Oh, maar het gaat mij niet om limericks; het gaat mij om poplimericks. Vorm en inhoud doen niet terzake, als het rijmschema aabba is, ben ik al dik tevreden.
Het Rijmschap: (afsluitend) Dankuwel, meneer Spits.
Frits Spits: (spits) Wilt u misschien zo vriendelijk zijn om even te helpen met het dragen van de postzakken?
Naar lichaam en geest gebroken stapte ik twee uur later in mijn huurwagen. ‘De limerick woekert voort’, mompelde ik, ‘en waar de limerick bloeit, groeit nooit meer iets anders.’
Ivo de Wijs