Spijkers op laag water
Onlangs moest ik in een laboratorium zijn voor bloedonderzoek. Wat ik daar al niet mocht! Ik mocht mijn jas uittrekken, gaan zitten, mijn mouw opstropen. Ik geloof dat ik ook mijn vuist mocht ballen, maar daarvan ben ik niet zeker. Wel staat vast dat ik na afloop mijn vuist weer mocht ontspannen.
Je moet wel zo'n doortrapte leraar Nederlands zijn als ik om na afloop de analiste te vragen waarom ze haar verzoeken de vorm van vergunningen gaf. Het meisje had daar natuurlijk nooit over nagedacht. Dat blijft dan voor ons over. Zouden we te maken hebben met een soort ‘ziekenhuisconventie’? Als ik in een winkel een pak pas, mag ik nooit wat, maar ik herinner me wel dat ik als patiënt in het ziekenhuis ook van alles ‘mocht’. Pogingen om de patiënt in de waan te brengen dat hij niet willoos aan het medisch personeel is overgeleverd?
In nr. 10 van O.T. spreekt Marlies Philippa over snees, oorspronkelijk een stokje met twintig vissen, later twintigtal (vissen, appelen, eieren). Een verwante overgang van betekenis doet zich ook in het Maleis voor: tali is touw(tje), setali (een touwtje): oorspronkelijk een touwtje met vijfentwintig aangeregen Chinese muntjes met een vierkant gat, nu - dat is te zeggen in de ‘Nederlandse tijd’ - een kwartje.
Naar aanleiding van mijn stukje over crypto-Maleise woorden in het Nederlands hebben verscheidene lezers mij woorden toegezonden. Mijn hartelijke dank. Jammer alleen dat het meest gewone Javaanse of Maleise woorden waren. Immers, het ging mij om Maleise woorden, in het Nederlands zo vervormd, dat ze als zodanig niet meer herkenbaar zijn. Maar er waren toch mooie aanwinsten. Aan Mark Bayens dank ik passagieren (Koenen: scheeps-