op één of ander kledingstuk met Weg met de taalvervuilers. ■ Denkt u dat de woorden ik en ikzelf, respectievelijk mij en mijzelf altijd op dezelfde persoon slaan, zolang dezelfde persoon aan het woord is? Denkt u dan eens na over de volgende twee zinnen: als ik jou was, zou ik mij beminnen en als ik jou was, zou ik mijzelf haten. ■ Misschien vindt u dat ver gezocht, maar ik ken een tekst, in het Engels weliswaar, waar in één en dezelfde zin ik de ene keer op de spreker en de andere op de toegesprokene slaat. ■ Vertaald zien die regels er als volgt uit: als ik jou was, zou ik beseffen dat ik meer van jou houd dan enige andere knaap. ■ Het komt uit no reply van de Beatles. ■ Een aantal nummers geleden heb ik het woord afconcluderen behandeld. Enige lezers hebben ten onrechte de conclusie getrokken dat ik veronderstelde dat het hier een neologisme betrof; ten onrechte - ik heb alleen gezegd dat het door sommigen (politieke commentatoren) als een nieuw woord werd beschouwd. Hoe het ook zij, wat ik er toen niet bij vertelde, en dat hoofdzakelijk, omdat ik het niet wist: het is een term die gebruikelijk is in het juridisch vakjargon. Het woord wordt door sommigen, waaronder ikzelf, als ‘lelijk’ ervaren: het heeft iets pleonastisch. Concluderen alleen moet genoeg zijn. Punt uit. ■ M. Vader meldt dat hij ook in toenemende mate afprocederen en afgeprocedeerd signaleert. Behoed ons voor zulke rotwoorden, verzucht hij. ■ Tja, en toch. Stel zelfs dat er wetten zouden komen om dergelijk woordgebruik te verbieden - om echt paal en perk te stellen aan dit belachelijk omspringen met taal, zou je heel wat moeten afprocederen. Trouwens, laat ze
hun gang ook maar gaan. We zullen met ons allen in de toekomst nog aardig wat aflachen. ■ Het is niet mijn gewoonte om te opponeren tegen beweringen die elders in dit blad worden, werden of zijn neergelegd, maar ik kan mij na een stilzwijgen van bijna een half jaar toch niet meer bedwingen. ■ Het gaat om een artikel van F. Jansen over Voorbeeldige sexismen in Van Dale, of liever om een bepaalde passage eruit. F. Jansen redeneert dat een woordenboekenmaker gerust mag uitgaan van een zekere voorkennis bij de gebruikers en niet alles honderd procent exact hoeft te vertellen. ■ Goed, daar ben ik het mee eens, zoals ik het overigens met de meeste standpunten in zijn artikel eens ben. ■ Neen, het gaat mij om het voorbeeld dat hij dan geeft in het bewuste aprilnummer van 1981. Jansen neemt namelijk de doorkijkblouse als uitgangspunt voor zijn beschouwingen. ■ Prima natuurlijk, en leuk dat hij provocerend een seksistisch voorbeeld neemt, maar dan wel seksistisch op een manier die mij niet tegen de borst stuit. ■ Maar dan. Van Dale geeft de omschrijving blouse die (gedeeltelijk) van doorzichtig materiaal is vervaardigd en Jansen geeft toe dat die omschrijving precisie mist - sterker nog, hij laat een leger vaders, oma's en vriendinnen aanrukken om de inadequaatheid van Van Dale te adstrueren. Vervolgens krijgen we de curieuze wending in het betoog: De woordenboekmaker meent dat de essentie van de doorkijkblouse, namelijk dat het doorzichtige materiaal dient voor onbelemmerd uitzicht op de borsten, aangevuld wordt door de kennis van onze wereld die de gebruiker heeft. ■ Nogmaals, ik kan voor veel standpunten van Jansen sympathie opbrengen, en een sexisme op zijn tijd is ook nooit weg, maar dit is te dol: een woordenboekmaker mag er volgens Jansen kennelijk best van uitgaan dat een gebruiker die doorkijkblouse opzoekt, al weet wat het is. ■
Vergeef me dat ik zes vierkantjes lang gezeurd heb over een artikel waarvan u de strekking misschien al niet meer kent, laat staan dat u zich de redeneertrant herinnert, maar bedenk dat ook fouten tegen de logica, ook en juist op het min of meer ludieke vlak door taalwaarnemers opgespoord moeten worden. ■ In Esplanade in Eindhoven zijn zalen te huur voor Uw feestelijk heden. ■ Heel verstandig als u daar direct gebruik van maakt, want met de toekomst weet je het maar nooit. ■ Ik schreef hierboven direct. ■ Velen in mijn omgeving zouden gelijk gezegd hebben. In Van Dale wordt gelijk in die betekenis nog als gewestelijk gekenmerkt. Ik heb de indruk dat het woord zo langzamerhand gemeengoed is geworden, behalve dan in het taalgebruik van dialectsprekers in mijn omgeving: zij gebruiken gelijk als equivalent van allemaal. ■ U vindt zeker dat het zo weer voor een tijd welletjes is geweest? Gelijk hebt u.
P.C.U.d.B.