We kunnen wel aannemen dat de tweede regel eigenlijk met het woord Biedt had moeten beginnen, anders zou de term ‘rijmpje’ al helemaal overdreven zijn. Een goed voorbeeld dus van rijk rijm, waarover ik in het algemeen net zo denk als Ivo (en Lodewick). Zijn betoog is echter wat te schetsmatig naar mijn zin. Rijk rijm is aanvaardbaar:
- in slechte poëzie
- in volks-, kinder- en gelegenheidsrijmen (Sinterklaas, jubilea e.d.)
- in popteksten, levensliederen en collectief gezongen werk (carnaval e.a.). Rijm, metrum, zinsbouw en zo meer doen in bovenstaande gevallen namelijk weinig of niets terzake
- onder Franssprekenden (die weten niet beter of het hoort zo) als er een bepaald effect mee beoogd en bereikt wordt.
Wanneer ik handen van vereerders druk Gebeurt dat gul, en geenszins onder druk Maar allemáál - dat wordt me veel te druk U weet het dus; het staat hier nu in druk
Herhaling van een lettercombinatie, telkens met andere betekenis - Baden, baden (van bidden), aubaden, baden (onbep. wijs) - of op zijn minst van een klank - Hugenoot, genood, genoot (van genieten), disgenoot - is avontuurlijker dan herhaling van een begrip als bonen, al rechtvaardigt in Ivo's voorbeeld het effect de gelijkheid. Buiten deze categorie mijdt de vakman rijk rijm als de pest. Hij is ook huiverig voor twijfelgevallen. Postuur wordt afgebroken pos-tuur, mag dus rijmen op bestuur en niet op montuur. Maar zulke onduidelijke situaties kunnen beter achterwege blijven. Spijt-respijt, halfluid-gefluit, dat soort rijm leunt te dicht tegen rijk aan. Ja, zelfs onderstaand natuurbeeld, hoe lieflijk ook, moet rijmtechnisch door de mand vallen.
Ei, hoort ge niet een zoet gesuis?
Het is de minneroep eens uis
H.H. Polzer