Een lijst van Landennamen
De Spellingwet van 1947 bepaalde in ‘regel 9’ van Artikel 1 het volgende aangaande buitenlandse aardrijkskundige benamingen. ‘Namen van landen, zeeën, rivieren, steden, enz. buiten Nederland en België, waarvoor het Nederlandsch een eigen vorm heeft, alsmede hun samenstellingen en afleidingen, volgen de regels 1 tot en met 3’ (van dit Artikel). Die ‘regels’ betroffen het schrijven van één e en één o in z.g. ‘open lettergrepen’, en het laten vervallen van de ch in de combinatie sch, waar die niet gehoord werden. Uitzondering was het achtervoegsel -isch. Dat de wet zelf nog ‘het Nederlandsch’ schreef, was natuurlijk correct. Toen haar tekst werd opgesteld, was zij nog niet van kracht.
Deze regel bepaalde iets over de ‘schrijfwijze’ van bedoelde namen. We mochten dus voortaan Wenen, Grote Belt, en Middellandse Zee schrijven. Maar hiermee was alleen de spelling van dergelijke benamingen geregeld. Hoe stond het met de namen zelf? En met hun afleidingen (aanduidingen van bewoners, adjectief, taal)? Was het ‘Engeland’ of ‘Groot Brittannië’? Of ‘Verenigd Koninkrijk’? En hoe heette een inwoner van El Salvador? Salvadorees? Salvodoraan? Of Salvadoriaan? En moest daar nu wel of niet nog ‘El’ voor? Was het Kenyaas of Kenyaans? Op deze en dergelijke vragen gaf de wet geen antwoord.
Het belangrijkste deel van dit probleem is thans opgelost. Dat deel betreft de landennamen. Want kort geleden verscheen er een officiële publikatie, uitgaande van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, waarvan de titel boven dit stukje staat. De Lijst is samengesteld door de ‘Commissie voor de Spelling van Buitenlandse Aardrijkskundige Namen’ (CBAN). Een vriendenhand legde de Lijst op mijn tafel, met het verzoek er een beschouwing aan te wijden. Vandaar dit stukje. Die vriend was er één die ‘mij mijn feilen toont’. Want de lijst raadplegend, kom ik tot de conclusie, dat ik het tot nu toe niet altijd goed heb gedaan. Maar daarin zal nu verbetering komen. De hand die mij hiertoe gereikt werd, was die van Prof. Dr. F.J. Ormeling, voorzitter van de CBAN. Prof. Ormeling zal voor de meeste lezers geen onbekende zijn. Hij was jarenlang redacteur van de bekende Bosatlassen.
U merkt aan haar benaming, dat de taak van de CBAN meer omvat dan alleen het vaststellen van landennamen. De Commissie is zich hiervan natuurlijk bewust. Zij zegt dan ook in haar Inleiding tot de Lijst: ‘De Commissie heeft gemeend allereerst een lijst van landennamen te moeten samenstellen, aangezien deze categorie van namen verreweg het meest gebruikt wordt, en derhalve een richtlijn voor de spelling hiervan het meest dringend is’. De namen van de in de wet ook genoemde (buitenlandse) zeeën, rivieren, enz. zullen dus door de CBAN nog moeten worden vastgesteld.
Verder lezen we in de Inleiding: ‘De Lijst bevat in beginsel de namen van alle landen die genoemd worden in de volgende bronnen: het Terminology Bulletin 248 van de Verenigde Naties, New York 1968, het Demographic Yearbook van de Verenigde Naties, New York 1972 (en nog twee andere publikaties)’. Dit resulteerde in een lijst van 228 landennamen. Zij is alfabetisch ingericht. En wel op de in Nederland gangbare namen van die landen. Zij is verdeeld in drie kolommen. De eerste kolom bevat de zoëven bedoelde namen (gangbare benamingen). De tweede kolom vermeldt de officiële benaming van het betrokken land. Frankrijk heet officieel ‘de Franse Republiek’, Israël ‘de Staat Israël’. China is ‘de Volksrepubliek China’, en Taiwan ‘de Republiek China’.
‘Dubbelvormen’ zijn ook opgenomen. Iran mag ook Perzië worden genoemd. Wel moet men de (gangbare) officiële naam weten, om het betrokken land op zijn juiste plaats in de alfabetische lijst te kunnen vinden. Iran staat daar wel in, Perzië niet. Duitsland evenmin, want ‘Duitsland’ bestaat officieel niet (meer).
In de derde kolom staan de namen van de bewoners der bewuste landen, alsmede de bij de landennamen behorende adjectieven. Men kan daaruit bijv. leren dat een inwoner van El Salvador een Salvadoraan heet, en een burger van Israël, een Israëliër. Niet een Israëli, zoals thans mode is. Evenmin een Pakistani, maar een Pakistaan. En een bewoner van Mongolië is een Mongoliër, niet een Mongool. Trouwens, de officiële benaming van dat land is ‘de Mongolische Volksrepubliek’, niet ‘de Mongoolse, enz.’
De Commissie beveelt aan, om afleidingen van landennamen, dus ook de naam van de inwoners, het adjectief, de taal e.d. consequent met een kleine letter te schrijven. Dus Zwitserse kaas, de franse taal. Ook: het frans, een fransman, e.d. ‘Afleidingen worden, buiten het gebruik in een landennaam, met een kleine letter geschreven’, lezen we op blz. 9 van de Inleiding (cursiveringen van mij!). Of iedereen zich daaraan houden zal, betwijfel ik. De Commissie zelf is in dit opzicht natuurlijk consequent.
De derde kolom van de Lijst bevat uitsluitend ‘onderkast’. In dit opzicht wijkt de Lijst af van het ‘Groene Boekje’. Ik prefereer de praktijk van het laatste. Ik heb mij dan ook in dit stukje aan de aanbeveling van de Commissie (nog) niet gehouden. Ik denk trouwens dat het laatste woord in deze kwestie nog niet is gesproken.
Ik vind het een beetje jammer, dat ‘dubbelvormen’, en ook ‘varianten’ (Holland voor Nederland bijv.) niet in de alfabetische lijst voorkomen (onder verwijzing naar de juiste vorm natuurlijk!). Ik denk dat er een drietal redenen was, waarom de Commissie dit bewust niet heeft gedaan. Ten eerste wordt de lijst daardoor langer, en derhalve omvangrijker en duurder. Ten tweede zal men hebben willen voorkomen, dat dergelijke niet-officiële en verouderde (vervallen) benamingen, door opneming in de (alfabetische) lijst, toch weer een zeker burgerrecht zouden krijgen. En ten derde zal men gezegd hebben, dat, als men dáármee begint, ‘het eind zoek is’. Bij Sri Lanka vermeldt de Lijst wel (in de ‘Noten’!): ‘Het vroegere Ceylon’, bij Taiwan staat: ‘Vroeger ook Formosa genoemd’. Moet men dan bij Etiopië (zonder h!) ook zetten: ‘Vroeger (of: ook wel?) ‘Abessynië’? Daar is inderdaad ‘geen beginnen aan’. De CBAN heeft het in elk geval niet gedaan.
De Lijst ziet er typografisch voortreffelijk verzorgd uit. Zij is een uitgave van de Staatsuitgeverij (ISBN 90 12 03247 4). Ik vind eigenlijk dat elke lezer van ‘Onze Taal’ een exemplaar ervan moet bezitten. Zij is, vertelde Prof. Ormeling mij, vanwege het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, aan alle scholen in Nederland gezonden. Onze Minister van O. en W., Dr. Pais, voorzag haar trouwens van een ‘Ten Geleide’. Het is een boekje van 34 pagina's geworden (formaat 17 × 24 cm). U kunt het bestellen bij de Staatsuitgeverij, Christoffel Plantijnstraat 1-9, 2515 TZ Den Haag. Prijs: Fl 7,50 plus Fl 1,95 porto.
H.L. Rogge
ingenieur
Enschede