Vaktalen (4)
In onze vorige bijdrage hebben we laten zien dat het verband tussen de ‘vak’-betekenis en de ‘gewone’ betekenis van een woord lang niet altijd eenvoudig te vinden is. Een van de redenen daarvoor is dat het verband verloren kan gaan door nieuwe ontwikkelingen in het vakgebied. Daar willen we hier nog eens verder op doorgaan. De motieven voor de keus van een bepaalde vakterm kunnen achterhaald worden door de ontwikkelingen in het vakgebied. Een veel gebruikt voorbeeld daarvan is de term atoom die letterlijk ‘ondeelbaar’ betekent en dus sinds de ontdekking van de atoomsplitsing (een contradictio-in-terminis dus!) eigenlijk verouderd is. Iets soortgelijks geldt voor de termen organische en anorganische chemie, die dateren uit een tijd dat men een ‘organische’ verbinding alleen in de levende natuur kon aantreffen en niet in het laboratorium kon samenstellen. Maar sinds de 19e eeuw kan men dat wel. Daarmee zijn de vaktermen strikt genomen verouderd. Ze worden echter niet overboord gegooid, maar men verandert de definitie: de organische chemie wordt de chemie van de gecompliceerde koolstofverbindingen. De naam blijft bestaan, de betekenis verandert.
*
Soms probeert men een nieuwe term te introduceren als de bestaande term niet meer past. Zo gingen er wel eens stemmen op om de term computer te vervangen door sorteermachine, omdat de werking van zo'n apparaat beter met sorteren aangeduid kan worden dan met optellen (‘compute’). Deze voorstellen hebben geen ingang gevonden, enerzijds omdat computer al helemaal ingeburgerd is, anderzijds omdat het Engelse woord computer voor de meeste Nederlanders niet onmiddellijk de associatie met optellen oproept. De aanbeveling in het ontwerp van NEN-norm 5050 (1978) om in plaats van computer liever rekenmachine te gebruiken, is dan ook in twee opzichten wereldvreemd te noemen. Discussies over benamingen in vakgebieden lijken in alfa- en gamma-wetenschappen vaker voor te komen dan in bêta-wetenschappen. Nieuwe theoretische stromingen geven vaak niet alleen nieuwe definities aan bestaande termen, maar introduceren ook nieuwe woorden.
Een voorbeeld van zo'n terminologische discussie hebben de lezers van Onze Taal kunnen volgen in het artikel ‘ABN en dialekt’ van P.C. Paardekooper (mei 1980). Het ging over de term Algemeen Beschaafd Nederlands (ABN), een taal waarvan taalkundigen vaststellen dat die minder algemeen is dan de term doet vermoeden, terwijl men ook bezwaar heeft tegen de normatieve tendens die in beschaafd ligt opgesloten. Men pleit daarom voor andere termen; Paardekooper noemt: AB, AN, Algemeen Bruikbaar Nederlands, Algemeen Verzorgd Nederlands, Standaard-Nederlands en Standaardtaal. In Verdenius' In de Nederlandse taaltuin vonden wij nog: cultuurtaal, verkeerstaal, omgangstaal
en verzorgde taal, al dan niet voorafge gaan door algemene. (Misschien wil P.C.U.d.B. wel weer een wedstrijd uitschrijven: wie bedenkt of vindt de meeste en de aardigste aanvullingen op dit rijtje?). ‘Onpraktisch’ is het oordeel van Paardekooper over een dergelijke termendiscussie. Meningsverschil over de betekenis van een term is nuttig, discussies over de benaming niet. Zakelijk gezien heeft hij gelijk. Maar taal is ook een communicatiemiddel, en in de communicatie tussen mensen (ook in de wetenschap) spelen benamingsverschillen wel degelijk een rol. ‘Uw spraak verraadt u’: uit de termen die iemand gebruikt, weten vakgenoten onder andere op te maken uit welke ‘school’ of richting hij komt. En dat kan bij de praktische communicatie van groot belang zijn.
Een recente poging tot introductie van een nieuwe vakterm willen wij u tenslotte niet onthouden. De laatste jaren wordt in het middelbaar onderwijs een nieuwe vorm van schrijfonderwijs ontwikkeld, Gericht schrijven genaamd, die in verschillende opzichten afwijkt van het traditionele opstelonderwijs. Nu merkten we onlangs dat het ‘produkt’ dat de Gericht schrijven-leerlingen moeten maken, niet langer een opstel wordt genoemd, maar een schrijfsel. Een duidelijke poging om een verandering in het vakgebied uit te drukken in een nieuwe vakterm. Waarbij het overigens de vraag is of deze vakterm uiteindelijk een ‘blijfsel’ zal blijken!
Michaël Steehouder en Egbert Woudstra Vakgroep Toegepaste Taalkunde Technische Hogeschool Twente
Enschede