Het Gezegde & Co.
- Er zijn nu al lezers van deze rubriek die iets wat ik afraad, meteen gaan kopen. Opgelet. Veranderend taalgebruik heet een van de nieuwste AO-boekjes. Niet kopen; het is heel oppervlakkig, bevat vele fouten en getuigt van weinig begrip voor taalverandering. Het bekende modieuze verhaal over sexismen ontbreekt er niet (Meisje wil autohandelaarster worden. Kijkt in Van Dale wat dat woord betekent. Staat er niet in. Meisje, ten einde raad, wordt dan maar verpleegster of vroedvrouw. Zo zie je maar weer eens hoe gevaarlijk woordenboeken kunnen zijn: wil het lieve kind een eerbaar beroep kiezen, wordt het door dr. Kruyskamp ertoe gebracht af te dalen tot zoiets als verpleegster of vroedvrouw.). Aangezien de Stichting IVIO menig heel goed AO-boekje heeft uitgegeven, moet hier uitsluitend de auteur verantwoordelijk geacht worden: Robert-Henk Zuidinga. (Niet) bestellen bij Stichting IVIO, postbus 37, 8200 AA Lelystad; tel. 03200-26514. Het kost (c.q. u bespaart) f 2,25.
- Zoals u elders in dit blad kunt lezen is op woensdag 17 juni jongstleden de onvolprezen redacteur van dit blad, de heer J. Renkema, gepromoveerd aan de Vrije Universiteit op een proefschrift met de titel De taal van ‘Den Haag’. Een kwantitatiefstilistisch onderzoek naar aanleiding van oordelen over taalgebruik. Een felicitatie mag hier niet ontbreken.
- De tiende stelling bij het proefschrift van dr. Renkema wil ik hier graag citeren: ‘Uit de memorie van toelichting op de Wet inzake het Taalunieverdrag blijkt dat partijen een verbintenis zijn aangegaan die zij niet kunnen nakomen, namelijk “... de spraakkunst van de Nederlandse taal gemeenschappelijk te bepalen.” Zulk overheidsdirigisme is te vergelijken met een K.B. betreffende de maximum hoogte van bomen. (Kamerstuk 16622, nrs. 1-3, pag. 11)’. Ik heb in Onze Taal al meer dan eens precies hetzelfde beweerd, maar nu hoort u het dan eens van een meer vertrouwenwekkend persoon. Alleen: is een KB betreffende de maximumhoogte van bomen echt onmogelijk? Akelige gedachte voor wie de taalunie met enige zorg gadeslaat.
- In het november-nummer van vorig jaar werd aangekondigd: B.C. Donaldson, Dutch Reference Grammar, een boek van uitgeverij Martinus Nijhoff in Den Haag. Nu is het er dan; het kost f 45,-.
- Op 28 en 29 april werd er een colloquium gehouden over woordenboeken, georganiseerd door het Maison Descartes. Daarbij ging het voornamelijk om tweetalige woordenboeken (Nederlands/Frans, Frans/Nederlands, enz.); een zaak van het grootste belang, zeker in een land als het onze. Naar aanleiding van een verslag van dit colloquium in de/het NRC/Handelsblad van Ieme van der Poel (8 mei jl.) schreef de heer J. Knijpstra over zijn vele en grote bezwaren tegen de bestaande tweetalige woordenboeken (NRC 5 juni jl.). zijn stuk was uiteraard nogal algemeen, voor een ruim publiek geschreven. De kwestie lijkt me belangwekkend genoeg om te hopen dat de heer Knijpstra zijn opvattingen nog eens preciezer in Onze Taal zal willen uiteenzetten.
- In Friesland is de kwestie rondom de heer Spithost nog steeds niet opgelost (Zie ‘Ter Informatie’ mei 1981). De Friese gedeputeerden houden staande dat ze terecht een gratis vertaling van een bepaald Friestalig document hebben geweigerd. Ze negeren hiermee een uitspraak van minister Wiegel, dat alle overheidsstukken in het Nederlands behoren te verschijnen met eventueel een Friese vertaling erbij. Aldus Trouw van 17 juni. De heer Spithost wil nu in beroep gaan bij de Raad van State.
- Op initiatief van het Nederlands Cultureel Centrum in Jakarta, het Erasmushuis, werd in juni in samenwerking met de Vereniging van Leraren in de Nederlandse taal in Indonesië een congres gehouden met als thema ‘Het Nederlands als vreemde taal in het Indonesië van nu’. Aldus NRC van 13 juni. In Indonesië wordt namelijk nog heel wat Nederlands geleerd. De universiteit van Jakarta heeft een speciale hoogleraar voor het Nederlands. Verder zijn er in vele steden mogelijkheden Nederlands te leren.
- Onlangs heeft professor Paardekooper, die ook elders in dit blad aan het woord is, een artikel gepubliceerd met de titel: ‘Dialekt/ABN/tekst: de slotfase van onze kultuurtaal’ (Studies voor Damsteegt, Leiden 1981). Toen ik die titel las, ging er een schok door mij heen: al jaren loop ik met het plan rond een artikel te schrijven over ‘De slotfase van onze cultuurtaal’. Bij lezing bleek dat prof. Paardekooper over iets heel anders handelt dan ik mij voorgenomen had, maar mooi dat ik die titel nu niet meer gebruiken kan. Vandaar dan nu een samenvatting van mijn plan. Ik zou willen betogen, dat het ABN, de standaardspreektaal in Nederland en België, zijn langste tijd gehad heeft. Het loopt op een end. Zouden we de geschiedenis van het Algemeen Beschaafd Nederlands moeten beschrijven, dan moesten we het begin ervan plaatsen aan het einde van de vorige eeuw. Het ideaal dat je aan iemand niet kan horen waar hij/zij vandaan komt, ontstond omstreeks 1880/1890. Vóór die tijd kon je tot in de hoogste regionen je eigen dialekt onbeschroomd gebruiken. Er bestond wel een standaard-schrijftaal, maar nog geen standaard-spreektaal. Ná die tijd, na ± 1890, was het niet meer comme il faut als er nog wat van je dialekt hoorbaar was. De term ‘Algemeen Beschaafd Nederlands’ is dan ook uit die tijd. Dat ABN, met z'n soms pijnlijk strenge norm voor de uitspraak, werd het ideaal van de betere kringen en van al wie ooit nog eens daartoe hoopte te gaan behoren. Tot aan de jaren zestig van onze eeuw. Dan loopt het weer af. Eerst wat onwennig, met boer Koekoek in de Tweede Kamer. Bewindslieden kwamen in het kabinet die hun eenvoudige komaf geenszins, althans niet in hun spraakgebruik, verloochenden. De tolerantie ten aanzien van afwijkingen van de spreeknorm neemt nu snel toe. Van een nieuwe hoogleraar is het geen onoverkomelijk bezwaar als hij tamelijk plat-amsterdams spreekt. Het ABN,
het spreekideaal van de betere kringen en wie daar graag bij hoort, het wordt een hoofdstuk uit de geschiedenis: 1890-1970.
J.M. van der Horst