Dr. Redacteur
Op woensdag 17 juni 1981 promoveerde onze redacteur tot doctor in de Letteren aan de Vrije Universiteit te Amsterdam op het proefschrift De taal van ‘Den Haag’. Een kwantitatief-stilistisch onderzoek naar aanleiding van oordelen over taalgebruik.
De taal van ‘Den Haag’ - ook wel genoemd officialees, burokraats, ambtoe of referendarissenproza - staat niet zo goed bekend, zoals u ook in menig artikel in dit blad hebt kunnen lezen. Naar aanleiding van de talrijke kritieken op de ambtelijke stijl heeft Renkema in zijn proefschrift een poging ondernomen de volgende vraag te beantwoorden: Onderscheidt het taalgebruik in teksten van de overheid zich van het taalgebruik in andere teksten, en zo ja, waarin? Voor het beantwoorden van deze vraag zijn grote aantallen fragmenten uit de correspondentie tussen regering en Staten-Generaal vergeleken met steekproeven uit dagbladen, opiniebladen en populair-wetenschappelijk proza. Hierbij is achter elk woord in de te onderzoeken fragmenten een code gezet van drie cijfers met informatie over eventuele vormkenmerken en de woordsoort waartoe het behoort.
Op basis hiervan zijn zoveel mogelijk oordelen over de taal van ‘Den Haag’ getoetst. Die oordelen bleken overigens alle te kunnen worden herleid tot de trefwoorden: onpersoonlijk, ingewikkeld, wijdlopig en traditioneel.
Uit dit onderzoek komt naar voren dat de gangbare oordelen over de taal van ‘Den Haag’ slechts ten dele worden bevestigd. Enkele voorbeelden: Ambtenaren maken wel meer gebruik van zelfstandige naamwoorden en voorzetsels (de zogenaamde ‘naamwoordstijl’), maar ze schrijven juist minder ‘men’ en meer ‘u’ dan journalisten of wetenschapsmensen. Nog een ander voorbeeld: In teksten van de overheid zijn de zinnen, gemiddeld genomen, langer dan in kranten of populair-wetenschappelijk proza. Dit ligt echter niet zozeer aan het aantal hoofd- of bijzinnen, maar aan de bepalingen via zelfstandige naamwoorden en voorzetsels.
Voor andere voorbeelden verwijs ik u naar het proefschrift zelf, waarin Renkema onder andere ook aandacht besteedt aan stijltheorie en computertaalkunde. De Staatsuitgeverij heeft een handelseditie uitgegeven; het boek kost f 35,- (verzendkosten f 5, -) en is ook verkrijgbaar in de boekhandel.
Tot besluit citeer ik nog enkele van zijn stellingen die voor Onze-Taal-lezers interessant zijn.
- De vraag of politiek taalgebruik immorele aspecten vertoont, is open zolang er niet meer bekend is over het onderscheid tussen sprekers- en hoordersbetekenis in taaldaden. Onderzoek in deze richting is overigens al aan het begin van deze eeuw bepleit door de ‘Signifische Kring’ van L.E.J. Brouwer, F. van Eeden, J. van Ginneken en G. Mannoury.
- Bestrijders (m/v) van seksistisch taalgebruik wekken soms - helaas - de indruk de merrie achter de wagen te spannen. In dit verband is onderzoek gewenst om na te gaan of bepaalde taalvormen in het algemeen als seksistisch worden ervaren.
- Taalvarianten als ‘Hun hebben dat gedaan’ worden vaak ten onrechte aangehaald als voorbeelden van taalverval. Van taalverval is pas sprake wanneer het bereik en het aantal domeinen van een taal verminderen.
Het verheugt het bestuur van het Genootschap bijzonder dat onze redacteur zijn wetenschappelijke studie heeft kunnen afsluiten met dit proefschrift. Een woord van hartelijke gelukwens is hier zeker op zijn plaats.
mr. J. Jolles, voorzitter